-
1 abound in
wemelen van, in overvloed -
2 bristle
n. stoppel(haar)--------v. recht overeind staan (van haren); nijdig worden; wemelen van-bristle1[ brisl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————bristle2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:bristle (up) with anger • opvliegen van woedethe dog bristled up • de hond zette zijn nekhaar overeindbristle with • wemelen/krioelen van -
3 teem
v. vol zijn van-, krioelen, wemelen, overvloeien van-[ tie:m]1 wemelen ⇒ krioelen, tieren♦voorbeelden: -
4 abound
v. afhellen; uitschenken[ əbaund]1 overvloedig aanwezig zijn ⇒ in overvloed voorkomen, wemelen (van)♦voorbeelden: -
5 bristle with
bristle withwemelen/krioelen van -
6 crawl
n. slakkegang; crawl (slag) (betr. zwemmen)--------v. kruipen; zich vernederencrawl1[ kro:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————crawl2〈 werkwoord〉1 kruipen ⇒ sluipen, moeizaam vooruitkomen3 kippenvel hebben ⇒ rillen, huiveren4 kruipen ⇒ kruiperig doen/zijn, slijmen♦voorbeelden: -
7 mill about
mill about, mill around1 (ordeloos) rondlopen ⇒ krioelen, wemelen -
8 mill
n. molen; malerij; molensteen; fabriek; muntstuk; box wedstrijd--------v. malen; rondlopen, wemelen; slaan met een vuistmill1[ mil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 molen ⇒ malerij; maalmachine; pers2 fabriek♦voorbeelden:put someone through the mill • iemand f onder handen nemenhave been through the mill • het klappen van de zweep kennen————————mill2〈 werkwoord〉1 malen -
9 pullulate
v. het uitkomen van zaadjes; veel bevrucht[ puljoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: pullulation〉 -
10 rife
adj. heersend (van ziekten); wemelen van, vol zijn van♦voorbeelden: -
11 swarm
n. zwerm, drommen--------v. uitzwermen, samendrommenswarm1[ swo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:swarms of children • drommen kinderen————————swarm2〈 werkwoord〉1 (uit)zwermen ⇒ een zwerm vormen, samendrommen3 klimmen♦voorbeelden:1 swarm in/out • naar binnen/buiten stromenswarm about/round • samendrommen rond -
12 abound with
overvloed van-, wemelen van- -
13 swarming
n. krioelen, wemelen
См. также в других словарях:
gimbled — Gimlet Gim let, n. [Also written and pronounced {gimbled}] [OF. guimbelet, guibelet, F. gibelet, prob. fr. OD. wimpel, weme, a bore, wemelen to bore, to wimble. See {Wimble}, n.] A small tool for boring holes. It has a leading screw, a grooved… … The Collaborative International Dictionary of English
Gimlet — Gim let, n. [Also written and pronounced {gimbled}] [OF. guimbelet, guibelet, F. gibelet, prob. fr. OD. wimpel, weme, a bore, wemelen to bore, to wimble. See {Wimble}, n.] A small tool for boring holes. It has a leading screw, a grooved body, and … The Collaborative International Dictionary of English
Gimlet eye — Gimlet Gim let, n. [Also written and pronounced {gimbled}] [OF. guimbelet, guibelet, F. gibelet, prob. fr. OD. wimpel, weme, a bore, wemelen to bore, to wimble. See {Wimble}, n.] A small tool for boring holes. It has a leading screw, a grooved… … The Collaborative International Dictionary of English
Wimble — Wim ble, n. [OE. wimbil; akin to Dan. vimmel, OD. wemelen to bore. Cf. {Gimlet}.] An instrument for boring holes, turned by a handle. Specifically: (a) A gimlet. It is but like the little wimble, to let in the greater auger. Selden. (b) A… … The Collaborative International Dictionary of English
wimmeln — Vsw std. (14. Jh.), spmhd. wimelen (selten) Stammwort. Iterativbildung zu mhd. wimmen sich regen, bewegen , dessen weitere Herkunft unklar ist. Ebenso nndl. wemelen, nschw. vimla, nnorw. vrimle. deutsch d … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache