-
1 eloquent
adj. welsprekend, welbespraakt, overtuigend, zich goed uitdrukkend in woorden, welsprekendheid vertonend; uitdrukkend[ elləkwənt]♦voorbeelden: -
2 fluent
adj. welbespraakt, vlot, vloeiend[ floe:ənt]1 vloeiend2 welbespraakt ⇒ vlot, vloeiend♦voorbeelden: -
3 gift
-
4 glib
adj. pratend met een vlotte tong; vloeiend (spreken); glad; niet serieus[ glib] 〈glibber; glibness〉♦voorbeelden: -
5 have the gift of (the) gab
welbespraakt/rad van tong zijn; praatziek zijn -
6 vocal
adj. vokaal--------n. van de stem, stem-; mondeling, (uit)gesproken, vocaal; luid(ruchtig); zich uitend; weerkendvocal1[ vookl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 vocals: Nick Cave • zang: Nick Cave————————vocal21 gesproken ⇒ mondeling, vocaal; gezongen2 zich (gemakkelijk/duidelijk) uitend ⇒ welbespraakt, luidruchtig♦voorbeelden:vocal group • zanggroepII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 stem- ⇒ met betrekking tot/van de stem♦voorbeelden: -
7 well-spoken
beschaafd (aangenaam) sprekend, welbespraakt; treffend gezegdewell-spoken
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский