-
1 mirror
n. spiegel; weerkaatsing--------v. weerspiegelen, weerkaatsenmirror1[ mirrə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————mirror2〈 werkwoord〉1 (weer/af)spiegelen ⇒ weerkaatsen -
2 reflect
v. terugkaatsen; weerspiegelen; weergeven; nadenken; weerkaatsen[ riflekt]♦voorbeelden:1 he reflected that … • hij bedacht dat …→ reflect upon reflect upon/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the sunlight was reflected from the water • het zonlicht werd teruggekaatst door het waterreflect credit (up)on • tot eer strekken van -
3 reverberate
v. weerkaatsen; weerkaatst worden; weergalmen[ rivvə:bəreet] 〈zelfstandig naamwoord: reverberation〉♦voorbeelden: -
4 echo
n. echo, herhaling van een geluid door reflectie van een geluidsgolf vanuit een vaste onderlaag; (Computers) gebruikersinput op het scherm geprint zodat de gebruiker het kan lezen; (Slang) iemand die een ander in diskrediet brengt; iemand die een ander imiteert--------v. galmen; imiteren, nabootsenecho1[ ekkoo] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: echoes〉————————echo21 weergalmen ⇒ resoneren, weerken♦voorbeelden:1 echoën ⇒ herhalen, nazeggen -
5 give back
teruggevengive back♦voorbeelden: -
6 re-echo
-
7 to rebound
terugspringenterugverenweerkaatsen -
8 to reflect
reflecterenterugkaatsenweergevenweerkaatsenweerspiegelen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский