-
1 wear out
afdragen, verslijten, doen slijten, slijten, opvallen door veelvuldig gebruikwear out♦voorbeelden:♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 wear oneself out • uitgeput raken, zich uitsloven -
2 wear out one's days in trifles
-
3 wear out three pairs of shoes in a year
English-Dutch dictionary > wear out three pairs of shoes in a year
-
4 wear out one's welcome
te vaak bezoeken -
5 to wear out
uitslijtenverslijten -
6 wear oneself out
uitgeput raken, zich uitsloven -
7 wear
n. dracht; het gedragen worden; kledingstuk; kleding; lompen; slijtage; sterkte--------v. aanhebben, dragen; uitgaan; volhouden; uitdragenwear1[ weər] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 slijtage♦voorbeelden:→ worse worse/————————wear2♦voorbeelden:the week wears to its end • de week loopt (langzaam) ten einde1 verslijten ⇒ (af)slijten, uitslijten♦voorbeelden:you've worn holes in your elbows • je ellebogen zijn versleten/door♦voorbeelden:wear a smile • glimlachen4 they won't wear it • zij nemen/pikken het niet (langer) -
8 heart
n. hart[ ha:t]3 geest ⇒ gedachten, herinnering4 hart ⇒ binnenste, gemoed5 kern ⇒ hart, essentie♦voorbeelden:(learn) by heart • uit het hoofd (leren)to his heart's content • naar hartenlustwin the hearts and the minds of the people • de sympathie van het volk veroverenhis heart is in the right place • hij heeft het hart op de juiste plaatswear one's heart on one's sleeve • zijn hart op de tong dragenheart and soul • met hart en zielshe had his health at heart • zijn gezondheid ging haar ter hartethey have their own interests at heart • zij hebben hun eigen belangen voor ogenhe put his heart (and soul) into his work • hij legde zich met hart en ziel op zijn werk toeset one's heart on something • zijn zinnen op iets zetten, iets dolgraag willenshe took it to heart • zij trok het zich aan, zij nam het ter harteat heart • in zijn hart, eigenlijkin one's heart of hearts • in het diepst van zijn hartwith all one's heart • van ganser hartenot have the heart • de moed niet hebbenlose heart • de moed verliezentake heart • moed vatten, zich vermannen¶ 〈 spreekwoord〉 the way to a man's heart is through his stomach • de liefde van een man gaat door de maagbless your heart • je bent een schatcross one's heart (and hope to die) • plechtig belovencry/weep one's heart out • tranen met tuiten huileneat one's heart out • wegkwijnen (van verdriet/verlangen)not find it in one's heart • het niet over zijn hart kunnen verkrijgen -
9 thin
adj. dun, mager, ijl; klein; doorzichtig--------v. verdunnen, dunner maken; dunner worden; uit elkaar gaan; vermageren; zich langzaam verspreidenthin1[ θin] 〈bijvoeglijk naamwoord; thinner; thinness〉1 dun ⇒ smal, fijn; schraal; mager, slank2 dun (bezet/gezaaid) ⇒ dunbevolkt3 dun (vloeibaar) ⇒ slap, waterig♦voorbeelden:1 thin air • dunne/ijle lucht2 a thin audience • een klein/gering publiekhis hair is getting pretty thin on top • zijn haar begint al aardig te dunnen3 thin beer • dun/schraal biera thin voice • een zwak stemmetje¶ disappear/vanish into thin air • spoorloos/volledig verdwijnenthe thin end of the wedge • de eerste (ogenschijnlijk onbelangrijke) stap, het (aller)eerste beginskate on thin ice • zich op glad ijs/gevaarlijk terrein begeven/wagenhave a thin skin • erg gevoelig zijn〈 informeel〉 have a thin time • een moeilijke tijd doormaken; 〈 in het bijzonder〉 weinig succes boeken————————thin2〈werkwoord; thinned〉1 (ver)dunnen ⇒ dun(ner) worden/maken; uitdunnen, vermageren; (doen) afnemen (in dikte/dichtheid/aantal)2 verzwakken ⇒ (doen) afnemen (in kracht/belangrijkheid)♦voorbeelden:thin down/off/out • (uit/ver)dunnen, dunner worden/maken, (geleidelijk) verminderenthin out hair • haar (uit)dunnen————————thin3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
10 belt
n. riem; ketting; gebied--------v. omgorden, aangorden; een rammel gevenbelt1[ belt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gordel ⇒ (broek)riem, ceintuur♦voorbeelden:hit below the belt • onder de gordel slaan/treffenunder one's belt • in zijn bezit, binnen————————belt2〈 werkwoord〉2 een pak slaag/rammel geven (met een riem)3 van een riem/gordel/band voorzien♦voorbeelden:¶ belt out • brullen, bulken→ belt up belt up/
См. также в других словарях:
wear out — {v.} 1a. To use or wear until useless. * /Bobby got a toy truck that would run on a battery, and he used it so much that he soon wore it out./ * /The stockings are so worn out that they can t be mended any more./ Compare: GIVE OUT(4), USE UP. 1b … Dictionary of American idioms
wear out — {v.} 1a. To use or wear until useless. * /Bobby got a toy truck that would run on a battery, and he used it so much that he soon wore it out./ * /The stockings are so worn out that they can t be mended any more./ Compare: GIVE OUT(4), USE UP. 1b … Dictionary of American idioms
wear out — (something) to use something so much that it can no longer be used. Randy s been cooking in a kitchen that s so old, almost everything in it has simply worn out. He wore out a pair of running shoes every three months. Usage notes: sometimes used… … New idioms dictionary
wear out — index consume, deplete, diminish, exhaust (deplete), impair, misemploy, mistreat, spend … Law dictionary
wear out — verb 1. exhaust or get tired through overuse or great strain or stress (Freq. 2) We wore ourselves out on this hike • Syn: ↑tire, ↑wear upon, ↑tire out, ↑wear, ↑weary, ↑jade, ↑ … Useful english dictionary
wear out — 1) PHR V ERG When something wears out or when you wear it out, it is used so much that it becomes thin or weak and unable to be used any more. [V P] Every time she consulted her watch, she wondered if the batteries were wearing out... [V n P]… … English dictionary
wear out — phrasal verb Word forms wear out : present tense I/you/we/they wear out he/she/it wears out present participle wearing out past tense wore out past participle worn out 1) [transitive] to make someone feel very tired She was worn out from looking… … English dictionary
wear out — 1) the fabric will eventually wear out Syn: deteriorate, become worn, wear thin, fray, become threadbare, wear through 2) the grandkids wore me out Syn: fatigue, tire out, weary, exhaust, drain, sap … Thesaurus of popular words
wear out — verb Date: 14th century transitive verb 1. tire, exhaust 2. to make useless especially by long or hard usage 3. erase, efface 4. to endure through ; outlast < wear out a storm > 5. to consume (as time) … New Collegiate Dictionary
wear-out — /wair owt /, n. the act or fact of wearing out; a worn out condition: wear out at the knees of pants. Also, wearout. [1895 1900; n. use of v. phrase wear out] * * * … Universalium
wear-out — ˈ ̷ ̷ˌ ̷ ̷ noun ( s) Etymology: wear out : depreciation through wear the rapidity of wear out of a piece of machinery … Useful english dictionary