-
1 wapentuig
-
2 wapentuig
-
3 wapentuig
-
4 wapentuig
arsenal -
5 вооружение
ngener. uitrusting, wapening, wapenrusting, bewapening, rusting, wapentuig -
6 оружие
-
7 armament
n. bewapening; legersterkte[ a:məmənt] -
8 chaff
n. kaf, haksel; waardeloos spul; scherts, plagerij; (in vliegtuigen - metalen banden losgelaten om waarschuwingssignalen van wapentuig door radar bestuurd te verstoren)--------v. plagenchaff1[ tsja:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 haksel3 namaak ⇒ nep, prullaria————————chaff21 schertsen ⇒ gekscheren, gekheid makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plagen♦voorbeelden:1 chaff hay/straw • hooi/stro fijnhakken -
9 weaponry
-
10 ballista
n. Ballista, soort vroeger wapentuig voor werpen van stenen op doel, Romeins oorlogstuig -
11 gunflint
n. keisteen van kanon (in verouderd wapentuig) -
12 hammerless
adj. zonder hamer (wapentuig) -
13 karate sticks
nunchaku, karatestokken, wapentuig in Oosterse gevechtskunst gebruikt bestaande uit twee harde houten stokken aan einde met band van zweep of koord of ketting verbonden -
14 small arms ammunition
bewapening van lichte wapentuig -
15 sophisticated weaponry
ontwikkeld wapentuig -
16 вооружение
ngener. uitrusting, wapening, wapenrusting, bewapening, rusting, wapentuig -
17 оружие
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский