-
41 mij
2 [bij nadruk]me, (m') … à moi♦voorbeelden:moet u mij hebben? • c'est moi que vous voulez voir?wat mij betreft • quant à moi〈 ironisch〉 dan moet u mij net hebben! • ce n'est sûrement pas à moi qu'il faut le demander! -
42 min
min1〈de〉♦voorbeelden:1 er zijn minnen en plussen in deze zaak • dans cette affaire, il y a du pour et du contretien punten in de min staan • avoir dix points de moins que le niveau requistien gulden in de min staan • avoir un découvert de dix florins2 zij heeft op haar rapport voor tekenen een zeven min • sur son bulletin, elle a treize et demi sur vingt en dessin————————〈de〉————————min3♦voorbeelden:iemand min behandelen • traiter qn. de façon méprisablezo min mogelijk fouten • le moins de fautes possible3 te min zijn voor iemand • ne pas être assez bien pour qn.¶ ergens min over denken • mésestimer qc.min of meer • plus ou moins————————min4〈 voorzetsel〉1 moins♦voorbeelden: -
43 minus
minus1〈 het〉1 [minteken] (signe <m.>) moins 〈m.〉————————minus2〈 voorzetsel〉1 moins♦voorbeelden: -
44 na
na1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:allen op één na • tous sauf unde goeden niet te na gesproken • à l'exception des bonser twee huizen op na houden • posséder deux maisons→ link=lang lang————————na2〈 voorzetsel〉1 après♦voorbeelden:na een jaar • un an aprèsna drie uur • après trois heuresna elkaar • l'un après l'autrena u! • après vous! -
45 naar
naar1♦voorbeelden:er naar aan toe zijn • être mal en pointik heb me naar gezocht • j'ai cherché comme un fouik heb me naar gelachen • j'étais mort de riredaar word je naar van • c'est à vous soulever le coeur————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] 〈 plaats van bestemming〉 à⇒ en ⇒ 〈m.b.t. persoon〉 chez ⇒ 〈 in de richting van〉vers, pour2 [volgens het voorbeeld van; overeenkomstig] d'après♦voorbeelden:de weg naar het dorp • le chemin du villagenaar de bakker gaan • aller chez le boulangernaar Frankrijk gaan • aller en Francenaar beneden gaan • descendrenaar boven gaan • monternaar huis gaan • rentrer (chez soi)naar school gaan • aller à l'écolehij keerde zich naar mij • il se tourna vers moinaar iemand toegaan • aller chez qn.naar Amsterdam vertrekken • partir pour Amsterdamnaar voren • en avant2 het ziet er naar uit, dat … • on peut s'attendre à 〈+ zelfstandig naamwoord〉; on peut s'attendre à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉de kwaliteit is er dan ook naar • la qualité est en rapport avec le prixdat is er naar • cela dépend→ link=behoren behoren————————naar3〈 voegwoord〉1 à ce que♦voorbeelden:naar men zegt • à ce qu'on dit -
46 naast
naast1♦voorbeelden:2 de naaste tot iets zijn • avoir droit à qc. en premier————————naast2〈 voorzetsel〉1 [terzijde van] à côté de2 [op één lijn met] auprès de♦voorbeelden:naast mijn huis is een tuin • il y a un jardin à côté de chez moihij schoot naast • il a tiré à côténaast iemand wonen • habiter à côté de qn.naast elkaar • côte à côteer naast zijn • être à côté de la question¶ hij is naast diefachtig ook leugenachtig • il est non seulement voleur, mais aussi menteur -
47 nabij
nabij1♦voorbeelden:een nabije toekomst • un proche avenirzijn einde is nabij • sa mort est prochezij was een flauwte nabij • elle était sur le point de s'évanouiriets van nabij bekijken • examiner qc. de près————————nabij2〈 voorzetsel〉 -
48 niettegenstaande
niettegenstaande1〈 voorzetsel〉1 malgré♦voorbeelden:1 niettegenstaande het slechte weer ging hij uit • malgré le mauvais temps, il est sorti————————niettegenstaande2〈 voegwoord〉 -
49 om
om1♦voorbeelden:1 waar gaat het om? • de quoi s'agit-il?kom daar nu eens om! • on n'en fait plus des pareils¶ toen we de hoek om kwamen, … • après avoir tourné le coin de la rue, nous …doe je mantel om • mets ton manteau sur tes épauleshij had een das om • il portait une cravate'm om hebben • être partideze weg is om • ce chemin fait un détourdat is minstens een kwartier om • c'est un détour d'au moins un quart d'heurehet uur is om • l'heure est passéeuw tijd is om • c'est l'heureals de week om is • à la fin de la semainede wind is om • le vent a tournéde dagen zijn zo gauw om • les journées passent vitedat gaat buiten hem om • 〈 daar weet hij niets van〉 cela se passe à son insu; 〈 daar heeft hij niets mee te maken〉 il n'y est pour rien; 〈 dat raakt hem niet〉 cela ne le concerne pasom en om • alternativement————————om2〈 voorzetsel〉1 [rondom] autour de2 [vlak bij] tout près3 [omstreeks] vers4 [juist op het tijdstip van] à 〈+ tijdaanduiding〉5 [telkens na] tous, toutes les 〈+ tijdaanduiding〉6 [(in ruil) voor; ter wille van; vanwege] pour♦voorbeelden:om het huis lopen • faire le tour de la maisonde weg loopt om het huis heen • le chemin contourne la maisonmet een glimlach om zijn lippen • le sourire aux lèvresom de tafel gaan zitten • s'asseoir autour de la tablede kroeg om de hoek • le bistrot du coinzij had haar kinderen om zich (heen) • elle était entourée de ses enfantsze is al om en (na)bij de zestig • elle approche de la soixantaineom en (na)bij drie jaar • environ trois ans6 het is om de zaak, niet om de persoon te doen • il s'agit de l'affaire, non de la personneik kom om te eten • je viens pour mangerom niet • pour rien→ link=hand hand -
50 omstreeks
-
51 omtrent
omtrent1〈 bijwoord〉————————omtrent2〈 voorzetsel〉1 [kort voor, na een tijdstip] vers2 [aangaande] concernant3 [nabij] près de♦voorbeelden: -
52 onder
onder1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:we wonen onder • nous habitons au rez-de-chausséeonder in de mand • au fond du panieronder tegen het dak • tout contre le toitiemand van onder tot boven opnemen • examiner qn. des pieds à la têteten onder gaan • sombrer (dans la misère, le vice etc.)————————onder2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sous2 [te midden van; in de kring van] parmi3 [tijdens] pendant4 [minder dan] moins de♦voorbeelden:onder iemand staan • être sous les ordres de qn.van onder de tafel • de dessous la tableonder ons gezegd (en gezwegen) • soit dit entre nousonder ons • entre nousonder meer • entre autres choseszij is nog onder de dertig • elle n'a pas trente ans -
53 onverschillig
onverschillig1♦voorbeelden:onverschillig doen tegen iemand • montrer de l'indifférence pour qn.dat is mij onverschillig • cela m'est indifférenthij laat mij volmaakt onverschillig • j'ai pour lui la plus parfaite indifférencedat laat mij volmaakt onverschillig • cela ne me fait ni chaud ni froidonverschillig zijn voor kritiek • être insensible aux critiquesonverschillig zijn voor iemand • éprouver de l'indifférence pour qn.————————onverschillig2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:1 iedereen, onverschillig wat zijn achtergronden zijn • tout le monde, sans acception de personneonverschillig waar u woont • où que vous habitiez -
54 op
op1I 〈 bijwoord〉1 [omhoog] en haut♦voorbeelden:1 tegen iemand op kunnen • valoir qn.ik moet op • il faut que je me lèvede straat op en neer lopen • aller et venir dans la ruehet gaat met hem op en neer • il a des hauts et des baszit het er weer op? • alors, ça y est?II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [m.b.t. een toestand] fini♦voorbeelden:het geld is op • il n'y a plus d'argentdie jas is op • ce manteau est uséde soep op maken • finir le potage————————op2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [m.b.t. een tijdstip; ook m.b.t. de wijze waarop] à3 [tegen] contre♦voorbeelden:op een eiland • dans une îlehij woont op een gracht • il habite sur un des canauxop de grond • par terreop zijn kamer • dans sa chambreop kantoor • au bureauop de motor • à, en motoop het platteland • à la campagneop school • à l'écoleop straat • dans la rueop de trap • dans l'escalierop de eerste verdieping • au premier (étage)op zee • en merde auto loopt 1 op 8 • la voiture fait du 12, 5 aux centéén op de duizend • un sur mille→ link=geluk gelukop elektriciteit lopen • marcher à l'électricitéop een maandag • un lundiop die manier • de cette façonop mijn wandeling • pendant ma promenadeop zijn Frans • à la françaisetot op • jusqu'à -
55 over
over11 [voorbij] passé♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] à travers2 [op een andere plaats] de l'autre côté♦voorbeelden:over en weer • de part et d'autreover en weer lopen • faire les cent paselkaar over en weer verwijten maken • se faire des reproches réciproquesmorgen gaan we over • on déménage demainmijn tante is gisteren over geweest • hier ma tante est venue nous voir〈 communicatie(media)〉 over! • terminé!→ link=reden redente over • plus qu'il n'en fautvoorbeelden te over • les exemples abondentgelegenheid te over! • les occasions ne manquent pas!————————over2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] sur2 [via] par3 [boven, langs iets heen] au-dessus de4 [aan de andere kant van] de l'autre côté de5 [na verloop van] dans6 [meer, verder dan] plus de7 [tegenover] en face de♦voorbeelden:het nieuws verspreidde zich over het hele land • la nouvelle se répandit dans tout le paysover de straat lopen • marcher dans la ruezij heeft iets innemends over zich • elle a qc. d'avenantover de post • par la posteik heb het over de radio gehoord • je l'ai entendu à la radio3 over de grens komen • franchir, passer la frontièrevandaag over acht dagen • aujourd'hui en huitde temperatuur was over de 30° • il faisait plus de 30°het is over vieren • il est quatre heures passées→ link=wereld wereld -
56 overal
1 [op alle plaatsen] partout2 [+ voorzetsel][alles] tout♦voorbeelden:overal lagen kranten op de vloer • le plancher était jonché de journauxoveral ter wereld • aux quatre coins de la terrezich overal in schikken • s'accommoder de toutoveral tegen bestand • à toute épreuve -
57 overeenkomstig
-
58 plus
plus1♦voorbeelden:er zijn minnen, maar ook plussen • il y a du pour et du contre————————plus2〈 bijwoord〉1 plus♦voorbeelden:1 plus 15 °C • plus 15 (°C)vijfenzestig plus • de plus de 65 ansplus a • plus a————————plus3〈 voorzetsel〉1 plus♦voorbeelden:twee plus drie is vijf • deux et trois font cinq -
59 rond
rond1♦voorbeelden:rond maken • arrondirde zaak is rond • l'affaire est concluerond voor zijn mening uitkomen • afficher ses opinionshij keek angstig in het rond • il regardait anxieusement autour de lui→ link=bewoordingen bewoordingen————————rond2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] autour de2 [omstreeks] vers♦voorbeelden:hij is rond de dertig • il a la trentaine -
60 rondom
rondom1〈 bijwoord〉1 autour♦voorbeelden:een plein, rondom beplant met bomen • une place entourée d'arbres————————rondom2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:1 rondom iets lopen • faire le tour de qc.
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Турецкий
- Французский
voorzetsel
Страницы