-
21 motorfiets
♦voorbeelden: -
22 opslag
1 [met betrekking tot een geldsom] rise ⇒ 〈Amerikaans-Engels; voornamelijk met betrekking tot loon〉 raise, 〈op premie/bedrag/prijs〉 surcharge3 [het opslaan van goederen] storage4 [plaats] depot5 [muziek] upbeat♦voorbeelden:1 opslag krijgen • get/receive a riseiets bij opslag verkopen • sell by auction -
23 opstellen
1 [een plaats geven] set up/erect 〈 materiaal〉; post, place (something, someone); 〈 in formatie〉 arrange, dispose, line up; deploy 〈 leger, wapens〉♦voorbeelden:1 een leger opstellen • dispose/deploy an army/troopsraketten opstellen • deploy missileseen theorie opstellen • formulate a theoryII 〈wederkerend werkwoord; zich opstellen〉2 [houding aannemen] take up a position (on), adopt an attitude (towards); 〈 zich voordoen〉 pose (as)♦voorbeelden: -
24 plaats
1 [punt/gebied op aarde/in de ruimte] place2 [plek op een oppervlak] place5 [juiste plek/ruimte] place6 [stad] town13 [landgoed] place in the country♦voorbeelden:plaats en datum • time and placede plaats van handeling • the scene of the actioneen plaatsje onder de zon • a place in the sunje kunt niet op twee plaatsen tegelijk zijn • one can't be in two places at oncede vaas stond niet op haar plaats • the vase was not in its usual placevan plaats veranderen • change one's place4 een grote/belangrijke plaats innemen (in/op) • occupy a major/an important place (in)zijn plaats afstaan voor • give one's place tois hier nog plaats? • 〈in trein/bioscoop enz.〉 is there a seat free?; 〈 op boot〉 is there a berth free?plaats maken (voor iemand) • make room (for someone)een plaats openlaten (voor) • keep a space (free) (for)zich een plaats veroveren als • establish oneself aszijn plaats niet weten • not know one's placezich ergens op z'n plaats voelen • feel one belongs somewhereop uw plaatsen! klaar, af • on your marks, get set, goiemand op z'n plaats zetten • put someone in his place; 〈 figuurlijk〉 take someone down a peg or two, put someone in his/her proper placeniet op zijn plaats zijn 〈van opmerking e.d.〉 • be out of place, be uncalled forneemt u a.u.b. plaats • please take your seatsiemand naar zijn plaats brengen • show someone to his placetot de laatste plaats bezet • filled to capacity〈 figuurlijk〉 op de eerste plaats komen • come first, take first place¶ voor iets/iemand in de plaats komen • take something/someone's place, replace something/someonein plaats van • instead ofstel je(zelf) in mijn plaats • put yourself in my place -
25 slag
I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈 vuistslag ook〉 punch 〈 voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈 met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow4 [leger] battle6 [golvende beweging] wave8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈 figuurlijk〉 without a struggle/any resistance8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈 het〉♦voorbeelden:iemand van jouw slag • someone like you -
26 slagbeurt
-
27 slagman
〈 sport〉♦voorbeelden: -
28 stal
1 [dierenverblijf] stable 〈 voornamelijk voor paarden〉 ⇒ cowshed 〈 voor koeien〉, sty 〈 voor varkens〉, fold 〈 voor schapen〉2 [dieren] stable 〈 met betrekking tot paarden〉; herd 〈 met betrekking tot koeien〉; pig stock 〈 met betrekking tot varkens〉; flock 〈 met betrekking tot schapen〉3 [sport] racing stable/team♦voorbeelden:een dier op stal zetten • stable an animal〈 figuurlijk〉 iets van stal halen • dig something out/up (again) -
29 steen
1 [harde delfstof] stone♦voorbeelden:II 〈de〉2 [als bouwmateriaal] stone ⇒ 〈 baksteen〉 brick, 〈 plavuisvormig〉 slab, 〈 kinderhoofdje〉 cobble(-stone)♦voorbeelden:de eerste steen (naar iemand) werpen • throw/cast the first stone (at someone)als een steen op de maag liggen • be indigestibleergens een steentje toe bijdragen • do one's bit towards something; chip in with 〈 bedrag〉/towards 〈 doel〉de eerste steen leggen • lay the first stonegeen steen op de ander laten • not leave a stone standingeen ring met een steen • a ring set with a stone
Страницы
- 1
- 2