-
1 halfmaandelijks
1 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉 bimonthly, half-monthly; 〈 bijwoord ook〉 twice a month; 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 every fortnight♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > halfmaandelijks
-
2 huis
1 [gebouw (als woning)] house2 [huisgezin] home3 [(vorstelijk) geslacht] House♦voorbeelden:huis en haard • hearth and homehet huis des Heren • the house of Godhet huis alleen hebben • have the house to oneselfeen eigen huis hebben • own one's own houseopen huis houden • have an open Bday/ Ahouseeen uitverkocht huis • a full houseeen huis vol hebben • have a housefulhij doet in/bezit huizen • he deals in/owns propertyhet ouderlijk huis verlaten, uit huis gaan • leave homehuis aan huis (verkopen) • (sell) door-to-dooraan huis gebonden • housebound, tied to one's housebezorging aan huis • home deliverydicht bij huis • near homeeen huis in een rij • a Bterraced/ Arow househuis in de stad • town houseiemand in huis hebben/nemen • have a/take in a lodgerin huis is het veel warmer • it's much warmer insidepantoffels voor in huis • slippers for indoorsniets in huis hebben • have no food/drinks in the houseik ga/moet naar huis • I'm off, I must be getting back/homemee naar huis nemen • take homenaar huis sturen • send home; 〈 arbeiders ook〉 lay off; 〈 patiënten〉 discharge; 〈 soldaten〉 demobilizeeen meisje naar huis brengen • see/take/walk a girl homeiemand uit zijn huis zetten • turn someone out (of his house)nu de kinderen het huis uit zijn • now that the children have all lefteen huis van drie verdiepingen • a three-storeyed houseik kom van huis • I have come from homedan zijn we nog verder van huis • 〈 figuurlijk〉 then we will be even worse off, that's not going to get us anywheretuin vóór het huis • front gardeneen tweede huis • a second homeLauriergracht 78 huis • Bground floor flat/Afirst-floor apartment, 78 Lauriergracht〈 figuurlijk〉 van huis uit • originally, by birthvan huis weglopen • run away from homehet Koninklijk huis • the Royal Family -
3 veertiendaags
2 [veertien dagen durend] 〈 attributief〉 two-week, fourteen-day♦voorbeelden:1 een veertiendaags tijdschrift • a biweekly/fortnightly (magazine) -
4 gabber
-
5 gom
-
6 prenataal
♦voorbeelden:1 prenatale zorg • antenatal/prenatal care -
7 schaftlokaal
-
8 vakantie
♦voorbeelden:de grote vakantie • the summer holidaysprettige vakantie! • have a nice holiday!een geheel verzorgde vakantie • a package tourvakantie hebben/krijgen • have/get a holidayvakantie nemen • take a holidaymet vakantie zijn/gaan • be/go on holiday -
9 verhuurbedrijf
1 leasing company; 〈 voornamelijk Brits-Engels ook〉 hire company/firm; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels ook〉 rental company/agency -
10 Aagje
-
11 Sinterklaas
2 [feest] 〈 feast of St Nicholas〉♦voorbeelden:1 hij gelooft niet meer in Sinterklaas • he no longer believes in Father Christmas/Santa (Claus) -
12 achterham
-
13 achterlijk
♦voorbeelden:1 het gewas is achterlijk door de droogte • growth is late/tardy/behind because of the droughtdat land is achterlijk op politiek gebied • that country is politically backwardhij is niet achterlijk • he's no foolII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
14 achternaam
-
15 alleenstaand
3 [met betrekking tot personen] single♦voorbeelden:een dansavond voor alleenstaanden • a singles' dance -
16 automobiel
-
17 besodemieteren
〈 informeel〉♦voorbeelden: -
18 cinematograaf
-
19 clubhuis
-
20 dal
♦voorbeelden:¶ het aardse/dit ondermaanse dal • this earthly/mortal valehij is door een diep dal gegaan • he has had a very hard/rough time
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Английский
voornamelijk+brits-engels
Страницы