-
1 von einem Tag zum anderen
von einem Tag zum anderenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > von einem Tag zum anderen
-
2 an
an1〈voorzetsel + 3,4〉1 aan, op ⇒ (tot) bij, tegen2 op ⇒ in, met♦voorbeelden:am Fenster stehen • bij het raam staanjemanden an der, die Hand nehmen • iemand bij de hand nemenFrankfurt am Main • Frankfurt aan de Mainan Ort und Stelle • ter plaatseetwas an seinen Platz stellen • iets op zijn plaats zettensich an den Schrank lehnen • tegen de kast leunenan jener Stelle • op die plaatsetwas an die Tafel schreiben • iets op het bord schrijvensich an den Tisch setzen • aan tafel plaatsnemender Ort, an dem er wohnte • de plaats waar hij woondebis an den Rhein • tot aan de Rijnam Ufer entlang gehen • langs de oever gaan, lopenan … vorbei, vorüber • langs … heener ging an mir vorbei, vorüber • hij passeerde mijam Ende des Jahres • aan, op het einde van het jaaram Montag • op maandag, 's maandagsam 2. Juni • op 2 juni, de tweede junian Ostern • met Pasenein Schreiben an mich • een schrijven aan mij (gericht)der Tag, an dem es geschah • de dag waarop dat gebeurdebis an seinen letzten Tag • tot de laatste dag toe5 Mangel, Überfluss an Rohstoffen • gebrek, overvloed aan grondstoffenarm, reich an Nährstoffen • arm, rijk aan voedingsstoffengesund an Leib und Seele • gezond naar lichaam en ziel6 an Krücken gehen • met, op krukken lopenKopf an Kopf stehen • op elkaar gepakt staanTür an Tür wohnen • naast elkaar wonenam besten, meisten, schönsten • het best, het meest, het mooist, op zijn mooistetwas an sich 〈 3e naamval〉 haben • iets als typische eigenschap hebben, iets over zich hebbenan sich halten • zich beheersenes ist nichts an dem • het klopt niet, daar is niets van aanjetzt ist es an dir, zu handeln • nu is het jouw beurt, taak te handelenan dem Roman ist nicht viel (dran) • die roman is niet veel zaaksdas Haus an sich ist schön • het huis op zichzelf is mooian (und für) sich hat er Recht • in de grond, eigenlijk heeft hij gelijk————————an2〈 bijwoord〉4 〈 bij telwoorden〉ongeveer, circa♦voorbeelden:1 Scheinwerfer an! • lichten aan!an sein • aan zijn, aan staan, ingeschakeld zijn3 an Köln, Köln an: 13.20 • aankomst in Keulen: 13.20von Anfang an • vanaf het beginvon Jugend, Kindheit an • van kindsbeen af -
3 ander
ander♦voorbeelden:1 ein anderes Mal • een ander(e), volgende keeranderer Meinung sein • een andere mening toegedaan zijnjemanden eines anderen belehren • iemand op de hoogte brengen van de ware toestand, toedrachtsich eines anderen besinnen • van mening veranderenein Wort gab das andere • van het ene woord kwam het anderees ist ein anderer • het is iemand andersvieles andere mehr • nog veel meereiner hinter, nach dem ander(e)n • de ene na de andereeins ins andere gerechnet • door elkaar genomenein Mal über das andere (Mal) • keer op keer, telkens weereinen Tag um den anderen • om de andere dagvon einem Tag zum anderen • van de ene dag op de anderezum andern • ten tweedeeins kam zum anderen • het ene bracht het andere meedie einen …, die anderen … • sommigen …, anderen …alles andere als • allesbehalveauf die eine oder andere Art • op de een of andere manierund anderes mehr • en wat dies meer zij -
4 treiben
treiben♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 sich treiben lassen • zich (willoos) door de stroom laten meevoeren; 〈 ook〉 zich laten gaan〈 figuurlijk〉 wohin werden die Dinge noch treiben? • hoe zullen de zaken zich ontwikkelen?der Saft trieb ins Holz • het sap schoot in het houtdie Hefe treibt • de gist rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen aan, uitoefenen ⇒ (be)drijven, beoefenen♦voorbeelden:1 einen Kreisel treiben • een tol zwepen, aandrijvendas Wasser treibt das Rad • het water drijft het rad (aan)man muss ihn immer treiben! • je moet steeds achter hem aan zitten!〈 onpersoonlijk werkwoord〉 es treibt mich • ik (ge)voel de behoefte, ik voel me gedrevenwas mag ihn wohl treiben? • wat mag, zou hem toch bezielen?einen Reifen auf ein Fass treiben • een hoepel om een vat slaandie Wut wurde bis zur Siedehitze getrieben • de woede steeg tot het kookpuntetwas durch ein Sieb treiben • iets door een zeef haleneinen Nagel in die Wand treiben • een spijker in de muur drijven, slaandie Preise in die Höhe, nach oben treiben • de prijzen opdrijvendas trieb ihm den Zorn ins Gesicht • hij werd rood van kwaadheid (daardoor)das Vieh ins, zu Tal treiben • het vee naar het dal drijvenDemonstranten von der Straße treiben • demonstranten van de straat af-, verjagen, verdrijvenjemanden zur Arbeit treiben • iemand aan het werk zettenjemanden zur Eile treiben • iemand tot spoed aanzettenjemanden zur Verzweiflung treiben • iemand wanhopig maken2 Gymnastik treiben • (aan) gymnastiek doen, gymmenein Handwerk treiben • een ambacht uitoefenenLuxus treiben • in grote luxe levenSpionage treiben • aan spionage doen, spionerenSport treiben • aan sport doen, sportenein Studium treiben • een studie doen, studerenVorsorge treiben • voorzorgsmaatregelen treffen3 was treibst du den ganzen Tag? • wat doe jij zoal de hele dag?was treibt ihr (denn) hier? • wat voeren, spoken jullie hier uit?so darf, kann er es nicht mehr lange treiben • zo mag, kan hij niet lang meer blijven doorgaanes wüst treiben • woest tekeergaan, (lelijk, danig) huishoudenes schlimm, übel mit jemandem treiben • iemand slecht behandelen〈 informeel〉 es mit allerhand Männern treiben • zich met allerlei mannen afgeven, inlaten -
5 Abend
Abend〈m.; Abends, Abende〉♦voorbeelden:am Abend des 17. Jahrhunderts • aan het einde van de 17e eeuwHeiliger Abend • kerstavondam Abend • 's avondsdiesen Abend • vanavondAbend für Abend • avond na avondgegen Abend • tegen de avondden Abend über • de hele avondheute Abend • vanavondder Wind kommt von Abend her • de wind komt uit het westenzu Abend essen • de avondmaaltijd gebruikeneines Abends • op zekere avond〈 spreekwoord〉 es ist noch nicht aller Tage Abend • wat niet is, kan nog komen〈 spreekwoord〉 Spinne(n) am Morgen bringt Kummer und Sorgen, Spinne(n) am Abend erquickend und labend • een spin in de morgen geeft kommer en zorgen -
6 Gott
〈m.; Gottes, Götter; 2e naamval zelden Gotts〉♦voorbeelden:allmächtiger Gott! • godallemachtig!großer, du lieber Gott! • hemeltje(lief)!, lieve hemel!der liebe Gott • Onze-Lieve-Heerdem lieben Gott den Tag stehlen • zijn tijd met nietsdoen verknoeien, lanterfantenGott behüte, bewahre! • God beware (me)!wie es Gott gefällt • zoals het God behaagt, zo God wil〈 regionaal〉 grüß (dich) Gott! • (goeden)dag!Gott hab ihn selig • God hebbe zijn zielso wahr mir Gott helfe • zo waarlijk helpe mij God almachtigGott sei es geklagt! • het is godgeklaagd!〈 informeel〉 den lieben Gott einen frommen, guten Mann sein lassen • Gods water over Gods akker laten lopenGott lohne es Ihnen! • God zal het u lonen!Gott sei Dank! • goddank!da sei Gott vor! • God bewaar me, ons!das walte Gott! • zo God wil!das war weiß Gott nicht einfach • dat was bij God niet gemakkelijkdas wissen die Götter • God weet, dat mag Joost wetenjemandes Gott sein • iemands afgod zijnleider Gottes • jammer genoegGott im Himmel! • lieve hemel!in Gott entschlafen, verscheiden • in de Heer ontslapenGott mit dir! • God zegene je!Gott mit uns! • God zij met ons!du bist wohl von allen Göttern verlassen! • ben je nou helemaal (een haartje betoeterd)!leben wie (ein) Gott in Frankreich • leven als God in Frankrijkach (du lieber) Gott! • lieve hemel! -
7 wo
wo1〈 bijwoord〉2 waarop, toen♦voorbeelden:1 Berlin, wo er lebte • Berlijn, waar hij leefde〈 informeel〉 wo gibts denn so was! • wat permitteer jij je wel?von wo kommt er? • waar komt hij vandaan?2 der Tag, wo er starb • de dag dat, waarop hij stierf————————wo2〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:¶ ach, i wo! • ach wat!, onzin!, helemaal niet!
См. также в других словарях:
Veränderung von Tag zu Tag — kasdieninis kitimas statusas T sritis radioelektronika atitikmenys: angl. day to day variation vok. tägliche Variaton, f; Veränderung von Tag zu Tag, f rus. ежесуточное колебание, n; изменение от суток к суткам, n pranc. variation quotidienne, f … Radioelektronikos terminų žodynas
Tag Library — Tag Libraries sind ein Bestandteil der JSP Spezifikation. Mit dem Einsatz von Java Server Pages hat man bereits erreicht, dass nur noch wenig Java Code nötig ist, um eine dynamische Web Seite zu erstellen. JSPs sind jedoch trotzdem nicht frei von … Deutsch Wikipedia
Tag-Library — Tag Libraries sind ein Bestandteil der JSP Spezifikation. Mit dem Einsatz von Java Server Pages hat man bereits erreicht, dass nur noch wenig Java Code nötig ist, um eine dynamische Web Seite zu erstellen. JSPs sind jedoch trotzdem nicht frei von … Deutsch Wikipedia
Tag — Tag: Das gemeingerm. Wort mhd. tac, ahd. tag, got. dags, engl. day, schwed. dag gehört wahrscheinlich zu der idg. Wurzel *dheg‹u̯›h »brennen« und bedeutet demnach eigentlich »Zeit, da die Sonne brennt«. Zu dieser Wurzel gehören aus anderen idg.… … Das Herkunftswörterbuch
Von — Von, ein Vorwort, welches in allen Fällen die dritte Endung, oder nach andern die sechste, erfordert, für deren eigenthümliches Merkmahl es in dem letztern Falle angegeben wird. Es bezeichnet allemahl den Ort oder die Sache, welchen eine Handlung … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Tag — Heute ist: Montag, 21. November 2011 47. KW Mit dem Wort Tag (mhd. tag tac, asächs. dag, got. dags … Deutsch Wikipedia
Tag-Nacht-Grenze — Erde und Mond nahe an der Dichotomie (Galileo, NASA) … Deutsch Wikipedia
Tag — Verschieden wie Tag und Nacht: völlig verschieden, diametral entgegengesetzt; der geläufige redensartliche Vergleich bezeichnet einen vollkommenen Gegensatz; vgl. französisch ›comme le jour et la nuit‹, dagegen amerikanisch ›as different as chalk … Das Wörterbuch der Idiome
TAG Heuer — Logo Die TAG Heuer SA ist ein Schweizer Uhrenunternehmen und Produzent von Zeitmesseinrichtungen. Das Unternehmen mit Sitz in La Chaux de Fonds befindet sich seit 1999 im Besitz des französischen Luxusgüter Herstellers Moët Hennessy Louis Vuitton … Deutsch Wikipedia
Tag-Nacht-Linie — Erde und Mond nahe an der Dichotomie, Galileo, NASA. Die Tag Nacht Grenze, in der Astronomie und Meteorologie auch (solarer) Terminator (lat. „Abgrenzer“) oder Separator (lat. „Trenner“) genannt, ist die Licht bzw. Schattengrenze zwischen der… … Deutsch Wikipedia
Tag, der — Der Tag, des es, plur. die e. 1. Die Anwesenheit des Sonnenlichtes über der Oberfläche der Erdkugel, und zuweilen auch dieses Licht selbst; beydes ohne Plural und im Gegensatze der Nacht. Der Tag bricht an. Mit anbrechendem Tage. Es wird Tag. Es… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart