-
1 braid
n. vlecht; vlechtwerk; band--------v. vlechten; met een lint versierenbraid1[ breed] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 galon ⇒ boordsel, tres♦voorbeelden:2 gold braid • goudgalon, gouden tressen————————braid2〈 werkwoord〉 -
2 plait
n. vlecht; vouw; boordsel (van jurk), galon; tres; (veter)band--------v. vlechten; vouwen, kreukelen; vouwen makenplait1[ plæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vlecht————————plait2〈 werkwoord〉1 vlechten -
3 natte
-
4 коса
(haar-) vlecht ; zeis ; landtong -
5 закалывать косу
vgener. een vlecht opsteken -
6 заплетать косу
vgener. een vlecht breien -
7 коса
-
8 мат
-
9 плетёнка
ngener. vlecht, vlechtwerk -
10 подкалывать косу
vgener. een vlecht opsteken -
11 coil
n. rol; ring; het opwinden--------v. rollen; opwindencoil1[ kojl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 winding ⇒ wikkeling, spiraal————————coil2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:he coiled himself up in the sofa • hij nestelde zich op de sofathe snake coiled up under the tree • de slang rolde zich op onder de boom -
12 pigtail
-
13 queue
n. rij, toer--------v. in de rij staanqueue1[ kjoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ jump the queue • voordringen, voor je beurt gaan————————queue2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 twine
n. bindtouw--------v. zich kronkelentwine1[ twajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streng ⇒ vlecht, tres————————twine2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 wikkelen ⇒ winden, vlechten♦voorbeelden: -
15 twist
n. draai, vlecht, lont, touw; verdraaiing, verbuiging--------v. vlechten, draaien; verdraaien, verkrommentwist1[ twist] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a strange twist of events • een vreemde wending der gebeurtenissengive someone's arm a twist • iemands arm omdraaiengive the truth a twist • de waarheid een beetje verdraaien————————twist2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 verdraaien ⇒ verwringen; vertrekken 〈 gezicht〉; verrekken 〈 spier〉; verstuiken 〈 voet〉; verbuigen 〈 sleutel〉; omdraaien 〈 arm〉6 wringen ⇒ af/uitwringen♦voorbeelden: -
16 braider
n. vlecht tressen -
17 elflock
n. verwarde haarlok, speciale vlecht -
18 ficelle
adj. (Frans) draadachtig-; touwkleurig; dradig, draderig, pezig; streng-, vlecht---------n. (Frans) wijn; dun koord; truc, kunstje -
19 spun yarn
schiemansgaren (draad, veter, snaar, touw, vlecht, gesponnen vezels, draad uit vezels gesponnen) -
20 tress
n. lok, krul, vlecht
- 1
- 2
См. также в других словарях:
vlecht(en) — frekti … Woordenlijst Sranan
vielleicht — vlecht … Hochdeutsch - Plautdietsch Wörterbuch
Weissbrot — 1. Man isset sich offt so satt am weissbrot, da man gern schwartz brot essen will. – Henisch, 523, 16. 2. Man isst so lange Weissbrot, bis (dass) man sich nach schwarzem sehnt. – Simrock, 11523. Die Russen: Wer immer das Olivenöl ass, sehnt sich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon