-
1 verzuimen
-
2 verzuimen
1 [nalaten] négliger2 [laten voorbijgaan; niet komen waar men verwacht wordt] manquer♦voorbeelden:de vergadering verzuimen • manquer la réunionhij verzuimt zelden • il manque rarement à l'appel -
3 verzuimen
пренебречь; упустить; пропустить; прогулять; не (по)заботиться о* * *(d)1) упускать, пропускатьde gelégenheid verzúimen — упускать возможность
de school verzúimen — не посещать школу
2) пренебрегать ( чем), не заботиться ( о чём)* * *гл.общ. упускать, пренебрегать (чем-л.), пропускать, просрочить, не заботиться (в чём-л.), терять (время) -
4 verzuimen
versäumen -
5 verzuimen
v. neglect, omit, lose, miss, shirk -
6 verzuimen
savsaklamak [-ar] v -
7 verzuimen
omettre -
8 verzuimen te betalen
verzuimen te betalenfail to pay, make default in paymentVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > verzuimen te betalen
-
9 (de) school verzuimen
(de) school verzuimen -
10 de gelegenheid verzuimen
de gelegenheid verzuimen -
11 de vergadering verzuimen
de vergadering verzuimen -
12 zijn plicht verzuimen
zijn plicht verzuimen -
13 (de) school verzuimen
(de) school verzuimenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (de) school verzuimen
-
14 een les verzuimen
een les verzuimencut/skip (a) classVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een les verzuimen
-
15 zijn plicht verzuimen
zijn plicht verzuimenbe neglectful of/neglect one's dutyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn plicht verzuimen
-
16 de school verzuimen
-
17 не заботиться
prepos.gener. veronachtzamen, versloffen, verwaarlozen, verzuimen (в чём-л.) -
18 пренебрегать
v1) gener. tekortschieten, achteruitzetten, trotsen, trotseren, verachten, vergoolen (будущностью, честью и т.п.), versmaden, versmijten, verzuimen (чем-л.), (iem.) links laten liggen (кем-л.), deprecieren, geringschatten, minachten, tarten, verschoppen (кем-л., чем-л.)2) liter. achterstellen3) math. verwaarlozen -
19 пропускать
vgener. overslaan, overspringen (при чтении), voorlaten (вперёд), wegblijven, (iets) over het hoofd zien, achterwege laten, inlaten, missen, passeren, verkijken, verzuimen, weglaten -
20 пропускать занятия в школе
vgener. de school verzuimen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
säumen — säumen1 Vsw Saum1. säumen2 (meist versäumen, auch saumen) Vsw zögern std. (9. Jh.), mhd. sūmen, soumen, ahd. (fir)sūmen, mndd. sumen Stammwort. Die Ausgangsbedeutung von ahd. firsūmen ist vernachlässigen , was unter einem Ansatz (ig.) * sewə zu… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Koch — 1. An Kaak, diar Hongar starft, skal unn Ealdagh bigreewan weesh. (Nordfries.) – Johansen, 73; Lappenkorb; Firmenich, III, 4, 36; für Amrum; Haupt, VIII, 356, 91; hochdeutsch bei Masson, 16. Ein Koch, der vor Hunger stirbt, soll in den Feuerherd… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schiffer — 1. De Schipper mut op de hiss1 fahren. 1) Muthmassung, Ungefähr. 2. Dem Schiffer kann nichts widerstehen, das beste Schiff muss untergehen. Holl.: Zulk een schipper moet gij kiezen, wilt gij schip en goed verliezen. (Harrebomée, II, 252b.) 3. Dem … Deutsches Sprichwörter-Lexikon