-
1 let slip
zich verspreken; missen, verzuimenlaten uitlekken; missen, voorbij laten gaan 〈 kans〉———————————————— -
2 оговариваться
zich verspreken -
3 оговориться
zich verspreken -
4 обмолвиться
vgener. zich verspreken -
5 проговориться
vgener. de mond voorbijpraten, zich verpraten, zich verspreken, zijn mond voorbijpraten -
6 проговориться, сказать случайно
vgener. (что-либо) versprekenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > проговориться, сказать случайно
-
7 fluff
n. katoen, dons; iets van lichte waarde; het missen van iets, fout (slang)--------v. vergissing; haar uitschudden; kussen opslaan; pluizig wordenfluff1[ fluf]————————fluff2〈 werkwoord〉1 〈 informeel〉 blunderen ⇒ zich verspreken, verhaspelen 〈 op toneel〉; een verkeerde zet doen 〈 bij spel〉♦voorbeelden:1 the player fluffed the catch • de speler liet de bal vallen/miste de bal -
8 slip
n. SLIP protokol, een protokol voor seriële verbinding met het Internet, een protokol waarmee een volledige verbinding met het Internet via een gewone telefoonlijn mogelijk isslip13 onderrok/jurk♦voorbeelden:slip of the tongue • versprekingmake a slip • een vergissing maken, een misstap begaan〈 spreekwoord〉 there's many a slip 'twixt cup and lip • tussen lepel en mond valt veel pap op de grond; tussen neus en lippen kan een goede kans ontglippen¶ give someone the slip • aan iemand ontsnappen/ontglippen————————slip2〈 slipped〉♦voorbeelden:time slips away/by • de tijd gaat ongemerkt voorbijslip down • naar beneden glijdenslip through • doorschietenslip on something • ergens over uitglijdenslip in/out • naar binnen/buiten glippenslip off • wegglippenslip from • ontglippen aanslip past someone • langs iemand glippenslip through one's fingers • door zijn vingers glippenslip up • zich vergissenslip into/out of a dress • een jurk aanschieten/uittrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schuiven ⇒ slippen, laten glijden3 (onopvallend) toestoppen/geven♦voorbeelden:slip one's foot • uitglijdenslip one's memory/mind • vergetenslip on something comfortable • iets gemakkelijks aanschieten -
9 trip
n. reisje; misleiding; fout--------v. struikelen, laten mislukkentrip1[ trip] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ bad bad/————————trip2〈 tripped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 versprechen
См. также в других словарях:
Versprechen (Verb.) — 1. Auf blosses Versprechen ist wenig zu rech(n)en. 2. Die am meisten versprechen, haben (pflegen) am wenigsten (zu halten). Frz.: Grand prometteur, petit donneur. (Prov. dan., 394.) Holl.: Groote belovers, slechte betalers. (Harrebomée, I, 46.)… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Versprechen — Versprêchen, verb. irregul. act. S. Sprechen, welches nach Maßgebung der verschiedenen Bedeutungen beyder Theile der Zusammensetzung, besonders aber der Partikel, in verschiedenem Verstande vorkommt. 1. So daß ver eigentlich eine Entfernung… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon