-
1 shatter hopes
versplinteren,vernietigen van hoop, hoop de bodem inslaan -
2 atomize
v. atomiseren, tot kleine deeltjes maken; in kleine stukjes breken, versplinteren; in atomen splijten; vloeistof omzetten in spray; heel voorzichtig spuiten; iets vernietigen of versplinteren met gebruikmaking van atoomwapens; onderwerpen door atoomwapens (ook "atomise")atomize, atomise[ ætəmajz]♦voorbeelden:2 atomized fuel • verstoven/vernevelde olie -
3 atomise
v. atomiseren, tot kleine deeltjes maken; in kleine stukjes breken, versplinteren; in atomen splijten; vloeistof omzetten in spray; heel voorzichtig spuiten; iets vernietigen of versplinteren met gebruikmaking van atoomwapens; onderwerpen door atoomwapens (ook "atomize")→ atomize atomize/ -
4 shiver
n. rilling, siddering--------v. rillen, schudden, trillen, beven, sidderen; versplinteren; versplinterd wordenshiver1[ sjivvə] 〈zelfstandig naamwoord; meestal meervoud〉♦voorbeelden:send cold shivers (up and) down someone's back/spine • iemand de koude rillingen langs de rug doen lopen————————shiver2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 splinter
n. splinter, scherf--------v. versplinteren, splinterensplinter1[ splintə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splinter2 -
6 fragment
n. fragment, deel, (brok)stuk--------v. deel, stuk; in stukken breken, brekenfragment1[ frægmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 fragment ⇒ deel, (brok)stuk♦voorbeelden:————————fragment2[ frægment] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: fragmentation〉1 versplinteren ⇒ fragmenteren, in stukken (doen) breken♦voorbeelden: -
7 shatter
v. verbrijzelen, versplinteren; ruïneren; ondermijnen, wankelen[ sætə]1 uiteenspatten ⇒ barsten, in stukken (uiteen)vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:shattered nerves • geschokte zenuwen -
8 sliver
n. reepje, splinter--------v. aan splinters snijdensliver1[ slivvə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————sliver2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aan repen/plakken snijden -
9 wreck
n. ruïne; vernieling; afbraak, verval; oud roest; wrak; gezonken schip; overblijfsels van een gezonken schip--------v. vernielen; ruïneren; versplinteren (van hoop); vernietigd worden; gezonken worden (schip)wreck1[ rek]♦voorbeelden:————————wreck2〈 werkwoord〉1 〈 voornamelijk passief〉 schipbreuk doen lijden ⇒ doen stranden, aan de grond doen lopen; 〈 figuurlijk〉 doen mislukken 〈plan e.d.〉2 ruïneren ⇒ verwoesten, te gronde richten♦voorbeelden:1 the ship was wrecked on the rocks • het schip liep/verging op de rotsenwe were wrecked off Flushing • we leden ter hoogte van Vlissingen schipbreuk -
10 atomisation
n. atomisering, versplintering, het versplinteren, vernietiging door iets tot atomen te reduceren; bombardement met gebruikmaking van atoomwapens; (Geneeskunde) omkering van vloeistoffen in kleine deeltjes -
11 atomization
n. atomisering, versplintering, het versplinteren, vernietiging door iets tot atomen te reduceren; bombardement met gebruikmaking van atoomwapens; (Geneeskunde) omkering van vloeistoffen in kleine deeltjes -
12 atomizing
n. het atomiseren, het versplinteren, het in kleine stukjes doen uiteen vallen -
13 spall
n. steensplinter, schilfer, chip--------v. versplinteren; afsplinteren
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский