-
81 gâcher
gâcher [gaasĵee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ métierv1) beslaan, aanmaken2) bederven, verknoeien3) afraffelen4) vergallen -
82 mouche
mouche [moesĵ]〈v.〉1 vlieg4 sikje♦voorbeelden:attraper des mouches • zijn tijd in ledigheid verspillenon aurait entendu une mouche voler • men kon een speld horen vallenêtre, faire la mouche du coche • lastig zijn, veel gespin, weinig wol, veel drukte makenquelle mouche te pique? • wat bezielt jou?prendre la mouche • opstuiven (om een kleinigheid)tomber comme des mouches • bij bosjes omkomen→ pattef1) vlieg2) moesje, stippeltje3) roos [schietschijf]5) sikje -
83 attraper des mouches
attraper des mouches -
84 dépense inutile de temps
dépense inutile de tempsDictionnaire français-néerlandais > dépense inutile de temps
-
85 dispidí
afscheid nemen [v], afscheid nemen van [v], vaarwel zeggen [v]; opmaken [v], verdoen [v], verklungelen [v], verkwisten [v], vermorsen [v], verspillen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > dispidí
-
86 drispidí
opmaken [v], verdoen [v], verklungelen [v], verkwisten [v], vermorsen [v], verspillen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > drispidí
-
87 malgastá
opmaken [v], verdoen [v], verklungelen [v], verkwisten [v], vermorsen [v], verspillen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > malgastá
-
88 to dissipate
afgevenafleidenafvoerendissiperenuitstralenverliezenverspillenvervliegen -
89 расточать
vgener. opmaken, vermorsen, spillen, verbrassen, verbroddelen, verdoen, verknoeien, verkwisten, verkwistent, verspillen -
90 тратить
vgener. besteden, verlopen, verslijten, zoekmaken (деньги, время), (iets) te grabbel gooien, spanderen, spenderen, spillen, uitgeven, verbruiken, verspillen -
91 тратить время зря
vgener. tijd verspillen -
92 verbruiken
1 [opmaken, verteren] consommer2 [verspillen] gaspiller♦voorbeelden:al het papier is verbruikt • tout le papier a été utilisé -
93 verdoen
1 [verspillen] gaspillerII 〈wederkerend werkwoord; zich verdoen〉1 [zelfmoord plegen] se donner la mort -
94 vergooien
♦voorbeelden:dat geld is vergooid • c'est de l'argent jeté par les fenêtresik heb het vergooid • j'ai tout gâché -
95 verknoeien
2 [verspillen] gaspiller♦voorbeelden:een verknoeid leven • une vie gâchéezijn tijd verknoeien • perdre son temps -
96 woord
♦voorbeelden:het Woord Gods • la parole de Dieumet andere woorden • autrement ditgevleugelde woorden • mots historiqueshet goddelijk Woord • le Verbe (de Dieu)geen goed woord voor iets, iemand over hebben • condamner ouvertement qc., être sans pitié pour qn.een goed woord(je) voor iemand doen • intercéder en faveur de qn.aan een half woord genoeg hebben • savoir ce que parler veut direhet hoge woord moest eruit • il fallait que le grand mot fût lâchéhoge woorden met iemand hebben • avoir une violente dispute avec qn.holle woorden • vaines paroleseen kort woord spreken • prendre brièvement la parolehij moet altijd het laatste woord hebben • il faut toujours qu'il ait le dernier mothet verlossende woord spreken • dire le fin moteen vriendelijk woord spreken • dire un mot gentileen waar woord spreken • dire le mot justeeen man van weinig woorden • un homme avare de paroleszijn woorden (op een goudschaaltje) (af)wegen • (bien) peser ses motser is wel eens een woord gevallen • ils ont eu des mots de temps en tempsiemand (de) woorden in de mond leggen • mettre des mots dans la bouche de qn.woordjes leren • apprendre des motszijn woorden terugnemen • se rétractermen moet hem de woorden uit de keel, de mond trekken • on doit lui arracher les mots (de la bouche)niet veel woorden over iets vuilmaken, aan iets verspillen • ne pas perdre sa salive à qc.naar woorden (moeten) zoeken • (devoir) chercher des motseen woord vooraf • un avant-proposhet blijft bij woorden • ce sont des paroles en l'airhet niet (alleen) bij woorden laten • ne pas se contenter de belles parolesniet in woorden uit te drukken • inexprimablemet zoveel woorden • mot pour motmet, in één woord • en un motiets onder woorden brengen • formuler qc.over zijn woorden vallen, struikelen • trébucher sur ses motsniet uit zijn woorden kunnen komen • s'embrouiller (dans ses phrases)je haalt me de woorden uit de mond • j'allais le direiemand de woorden uit de mond kijken • être suspendu aux lèvres de qn.iets woord voor woord navertellen • répéter qc. mot pour motiets woord voor woord vertalen • traduire qc. mot à mothij moet er het eerste woord nog over zeggen • il n'en a encore rien ditgeen woorden voor iets hebben • 〈 letterlijk〉 ne pas avoir de mot pour qualifier qc.; 〈 figuurlijk〉 être stupéfait devant qc.geen woorden voor iets weten te vinden • être à court de motsdaar is geen woord van aan, waar • il n'y a pas un (traître) mot de vraimet geen woord over iets spreken • ne pas souffler mot de qc.geen woord meer! • plus un mot!geen woord meer met elkaar spreken • ne plus s'adresser la parolegeen woorden maar daden • pas de paroles, des actesdat is geen woord te veel gezegd • il n'y a pas un mot de tropgeen woord zeggen • ne pas dire un moter geen woord tussen kunnen krijgen • ne pas pouvoir placer un mothij kon geen woord uitbrengen • il n'a pas pu émettre un sonmet twee woorden spreken • répondre polimentgeen woord van iets verstaan, begrijpen • ne rien comprendre à qc.het Woord is Vlees geworden • le Verbe s'est fait chair→ link=man man, link=verstaander verstaanderzij kan goed haar woord doen • elle parle bienhet woord is aan u, u hebt het woord • vous avez la paroleiemand het woord ontnemen • retirer la parole à qn.het woord tot iemand richten • adresser la parole à qn.het woord voeren • avoir la paroleaan het woord zijn • avoir la paroleiemand aan het woord laten • laisser parler qn.iemand niet aan het woord laten komen • refuser la parole à qn.iemand te woord staan • recevoir qn.zijn woord breken • manquer à sa parolezijn woord geven • donner sa paroleiemand aan zijn woord houden • prendre qn. au motzijn woord nakomen • tenir parolezijn woord terugnemen • reprendre sa parolezijn woord verpanden • engager sa paroleeen man van zijn woord • un homme d'honneurbij zijn woord blijven • tenir paroleik geloof u op uw woord • je vous crois sur parole -
97 kracht
2 [vermogen om invloed uit te oefenen] power(s)3 [geestelijk/zedelijk vermogen] strength5 [macht om iets uit te werken] force♦voorbeelden:1 aan het eind van zijn krachten zijn • be totally exhausted, have no strength leftmet zijn laatste krachten • with a final effortmet vereende krachten • with combined effortsmet vernieuwde kracht • with renewed effortsal zijn krachten inspannen • exert all one's energies/strength, use all one's powerszijn krachten meten met iemand • pit one's strength against someonezijn krachten nemen met de dag af • he is fading by the dayzijn krachten sparen/verspillen • conserve/waste one's energyin kracht afnemen 〈 van wind〉 • abate, drop(weer) op krachten komen • regain one's strengthuit zijn krachten groeien • outgrow oneselfgeen kracht meer hebben (in zijn armen) • lose all the strength (in one's arms)2 de stille kracht • unseen/hidden powers(aan) argumenten/eisen kracht bijzetten (door …) • enforce arguments/claims (with/by …)zijn krachten wijden aan iets • devote one's efforts towards something4 drijvende kracht (achter) • moving force/spirit (behind)op eigen kracht • on one's own, by oneselfnieuwe krachten verzamelen • gain fresh strength(de) kracht geven om … • give the strength to …daarin ligt zijn kracht • that's his strengthzijn krachten verzamelen • gather (all) one's strength, summon up all one's strengthin de kracht van zijn leven • in one's primehet vergt veel van mijn krachten • it's a great drain on my energy5 de kracht van een betoog • the strength/cogency of an argumentde wet heeft geen terugwerkende kracht • the Act does not apply retroactivelyvan kracht zijn/worden • be/become valid/effectiveniet (meer) van kracht • invalid, ineffectual(weer) van kracht doen worden • bring (back) into effect/operation6 een ervaren kracht • an experienced worker/employee7 neer-/opwaartse kracht • downward/upward pressurevolle kracht vooruit • full steam/speed aheadop volle/halve kracht (werken) • operate at full/half speed/power -
98 verbruiken
2 [verspillen] waste♦voorbeelden: -
99 verdoen
1 [verspillen] waste/fritter (away) ⇒ squander♦voorbeelden: -
100 verknoeien
♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
verspillen — ∙ver|spịl|len <sw. V.; hat [Nebenf. von verspilden, verspilten, mniederd. vorspilden, asächs. farspildian, urspr. = in Stücke spalten, zertrümmern, verw. mit ↑spalten]: (nordd.) [Zeit] vergeuden: „Nun setz dich“, sagte der Deichgraf, „damit… … Universal-Lexikon
Spielen — Spielen, verb. regul. act. & neutr. welches im letztern Falle das Hülfswort haben bekommt. Es ist, so wie alle Zeitwörter, eigentlich eine Onomatopöie, welche sowohl den Laut der Stimme, als auch den mit gewissen leichten Bewegungen verbundenen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Spillen — Spillen, verb. reg. act. welches nur in dem zusammen gesetzten verspillen, zerspillen üblich ist, welches theils unnütze vereinzeln, und dadurch verlieren; theils auch verschwenden bedeutet, S. dasselbe. Es ist in dieser Bedeutung sehr alt, denn… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verquisten — Verquisten, verb. regul. act. welches nur in den gemeinen Sprecharten einiger Gegenden üblich ist, unnütz verderben oder durchbringen, in andern gemeinen Mundarten verquasen, versplittern, verspillen. Daher das Verquisten … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verspilden — * Verspilden, verb. regul. act. unnütz verwenden, verthun, besonders so fern solches in mehrern kleinen Theilen geschiehet; in Nieders. verspillen. Viel Geld verspilden, unnütz in kleinen Posten ausgeben. Oft auch für verschwenden überhaupt.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verzetteln — Verzêtteln, verb. regul. act. 1. Einzeln und hin und wieder fallen lassen, und dadurch verlustig gehen. Bey dem Einfahren des Getreides wird viel verzettelt. Geld verzetteln, es in einzelnen Stücken verlieren. Heu, Stroh, Körner verzetteln, es im … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Krone — 1. An der Krone erkennt man den Kaiser. – Bertram, 54. 2. Die Krone einer guten Gesinnung ist Demuth. – Burckhardt, 170. 3. Ein Kron durch alle Welt mehr denn ein Batzen geld. – Henisch, 199, 38; Petri, II, 210. Eine Krone (Münze) gilt überall… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Nichts — 1. Als Niet kommt tot iet, dann kennt iet hem selver niet. – Simrock, 7534. Wenn ganz arme Leute plötzlich zu grossem Vermögen gelangen, kennen sie sich selbst nicht mehr. 2. Auss nichts wird nichts vnd bleibt nichts. – Lehmann, II, 32, 68; Petri … Deutsches Sprichwörter-Lexikon