-
1 verleppen
-
2 verleppen
(за)вянуть, увянуть* * *гл.общ. блёкнуть, вянуть, отцветать (тж. перен.) -
3 verleppen
verwelken -
4 verleppen
v. fade, wither -
5 verleppen
se faner -
6 faner
faner [faanee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1. v2) doen verschieten [kleur]2. se fanerv1) verwelken, verdorren2) verschieten -
7 flétrir
flétrir [fleetrier]1 doen verwelken ⇒ doen verleppen, doen verdorren3 onteren ⇒ schandvlekken, brandmerken♦voorbeelden:1 verwelken ⇒ verleppen, verdorren1. v2) ontluisteren3) onteren4) brandmerken2. se flétrirvverwelken, verleppen -
8 блёкнуть
vgener. tanen, verleppen, verwelken -
9 вянуть
vgener. tanen, verflensen, verleppen, verwelken -
10 отцветать
vgener. kwijnen, uitbloeien, verleppen (тж. перен.) -
11 fade
v. verbleken,; dimmen; verwelken, verleppen; verlopen; verschietenfade1[ feed] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fade21 (langzaam) verdwijnen ⇒ afnemen, verflauwen 〈 van enthousiasme〉; vervagen 〈 van kleuren, herinneringen〉; verbleken, verschieten 〈 van kleuren〉; verwelken 〈 van bloemen〉; uitsterven 〈 van soort〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verdwijnen ⇒ laten wegsterven, laten vervagen♦voorbeelden:1 fade in/up • 〈 van radio〉 het volume (geleidelijk) laten opkomen; 〈 film(kunde)〉(in)faden, invloeien 〈 beeld〉→ fade out fade out/ -
12 décatir
décatir [deekaatier]1 verleppen ⇒ aftakelen, z'n frisheid verliezen, oud worden -
13 flétrissure
-
14 блёкнуть
vgener. tanen, verleppen, verwelken -
15 вянуть
vgener. tanen, verflensen, verleppen, verwelken -
16 отцветать
vgener. kwijnen, uitbloeien, verleppen (тж. перен.) -
17 verwelken
1 [verleppen] se faner♦voorbeelden: -
18 verwelken
2 [figuurlijk] fade♦voorbeelden: -
19 verblühen
-
20 welken
welken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский