-
1 veine
veine [ven]〈v.〉♦voorbeelden:être en veine • in de stemming zijnmauvaise veine • pechpas de veine! • pech (gehad)!veine, alors! • fijn!¶ (se) saigner aux quatre veines • grote offers brengen, al het geld geven dat men heeftf1) ader2) inspiratie3) geluk -
2 veine, alors!
veine, alors!fijn! -
3 coup de veine
coup de veinegeluk, gelukkig toeval -
4 de la même veine
de la même veine -
5 avoir une veine de cocu, de pendu
avoir une veine de cocu, de penduDictionnaire français-néerlandais > avoir une veine de cocu, de pendu
-
6 mauvaise veine
mauvaise veine -
7 pas de veine!
pas de veine!pech (gehad)! -
8 être en veine
être en veine -
9 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
10 saigner
saigner [senjee]1 bloeden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten (leeg)bloeden ⇒ kelen, slachten♦voorbeelden:→ veinev1) bloeden2) laten (leeg)bloeden, slachten3) aderlaten -
11 cocu
-
12 être cocu
См. также в других словарях:
veiné — veiné … Dictionnaire des rimes
veine — [ vɛn ] n. f. • 1165; lat. vena anat. et fig. « inspiration » I ♦ 1 ♦ Vaisseau qui ramène le sang des capillaires au cœur. Les veines et les artères. Veines de la grande circulation. Veines de la petite circulation veines pulmonaires qui portent… … Encyclopédie Universelle
veiné — veine [ vɛn ] n. f. • 1165; lat. vena anat. et fig. « inspiration » I ♦ 1 ♦ Vaisseau qui ramène le sang des capillaires au cœur. Les veines et les artères. Veines de la grande circulation. Veines de la petite circulation veines pulmonaires qui… … Encyclopédie Universelle
veine — VEINE. s. f. Vaisseau ou espece de petit canal, qui contient le sang de l animal, & qui sert à le faire circuler dans toutes les parties. Veine cave. veine jugulaire. veine mediane, cephalique, basilique. veines roulantes. les veines luy enflent … Dictionnaire de l'Académie française
veiné — veiné, ée (vè né, née) part. passé de veiner. 1° Où l on a imité par la peinture les veines du marbre ou du bois. Muraille veinée par le peintre. 2° En parlant du bois, du marbre, etc. Qui a des veines naturelles. • Son tronc [du… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
veine — Veine, Vena. La veine cave ou du foye, Caua vena. Veine où il y a petits filamens, Vena staminea. Une veine de plomb ou d argent, Molybdaena. Veines entrelassées et pliées l une parmi l autre, Venae et arteriae toto corpore intextae. Veines d or… … Thresor de la langue françoyse
veiné — Veiné, [vein]ée. adj. Qui est plein de veines. Il ne se dit guere que du bois & du marbre. Bois veiné. marbre veiné. marbre veiné de blanc & noir … Dictionnaire de l'Académie française
Veine — Pour l’article homophone, voir Venn. Veine {{{Caption}}} Latin … Wikipédia en Français
veine — (vè n ) s. f. 1° Petit canal qui ramène au coeur le sang distribué par les artères dans toutes les parties et devenu noir en cette distribution. Veine cave. Veine jugulaire. Grosse veine Petite veine. Dégorger par des sangsues les veines… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
VEINE — s. f. Vaisseau, espèce de petit canal par lequel le sang, venant des artères, retourne au coeur. Il se dit quelquefois, au pluriel, de Tout le système des vaisseaux sanguins. Veine cave. Veine jugulaire. Veine médiane, céphalique, basilique. La… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
VEINE — n. f. Vaisseau qui ramène le sang au coeur. Veine cave. Veine jugulaire. Veine porte. Il s’est rompu une veine. Ouvrir la veine, Saigner. On lui a ouvert la veine. VEINE se dit, par extension, surtout au pluriel, de Tout vaisseau sanguin. Le sang … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)