-
1 застёгивать
vgener. knopen (на пуговицы), aanknopen, omhaken (ни крючки), toegespen (пряжкой), toemaken, vastgespen, vastknopen -
2 clasp
n. gesp, klemmetje; een hand geven; omhelzing--------v. omhelzen; vasthouden, vastklampen; vastmakenclasp1[ kla:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 greep3 handdruk————————clasp2〈 werkwoord〉1 voorzien van een gesp/slot/haak2 vastmaken ⇒ dichthaken, vastgespen3 vastgrijpen ⇒ vasthouden, vastklemmen4 omvatten ⇒ omhelzen, tegen zich aan klemmen♦voorbeelden:clasp one's hands (together) • de handen ineenvouwenclasp someone by the arm • iemand bij de arm grijpenclasp something in the hand • iets in de hand klemmen -
3 strap
n. riem, band(je)--------v. vastmaken; slaanstrap1[ stræp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————strap2〈werkwoord; strapped〉1 vastbinden ⇒ vastsnoeren, vastgespen3 pak rammel/ransel geven -
4 boucler
-
5 spänne
1) gespen2) vastgespen3) dichtgespen -
6 aufschnallen
-
7 festschnallen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский
- Шведский