-
1 uitwasemen
-
2 uitwasemen
2 [damp afgeven] 〈 waterdamp〉 steam; 〈 andere damp〉 fume ⇒ 〈 van huid〉 perspire, 〈 plantkunde〉 transpireII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [als wasem verspreiden] exhale -
3 uitwasemen
гл.общ. испаряться, потеть, испускать (аромат) -
4 uitwasemen
v. evaporate, exhale, steam, perspire, transpire -
5 transpire
v. transpireren, zweten; uitwasemen, uitzweten[ trænspajjə]3 uitlekken ⇒ aan het licht komen, bekend/duidelijk worden♦voorbeelden:3 it transpired that the president himself was involved • het lekte uit dat de president er zelf bij betrokken wasII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 испаряться
vgener. uitwasemen, verdampen, uitdampen, wasemen -
7 испускать
v -
8 потеть
vgener. uitwasemen, zweten, beslaan (о стекле и т.п.), transpireren, uitslaan (о стенах и т.п.) -
9 exhale
v. uitademen; uitblazen van rook[ eksheel] 〈zelfstandig naamwoord: exhalation〉2 uitwasemen ⇒ exhaleren, uitblazen♦voorbeelden: -
10 ooze
n. modder, slik (op bodem van rivier); stroompje--------v. bubbelen; sijpelen; uitlekken (van informatie)ooze1[ oe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 modder ⇒ slijk, drab————————ooze21 (binnen/door/in)sijpelen ⇒ doordringen, druipen, druppelen♦voorbeelden:1 ooze out of/from • sijpelen/lekken uitooze with • druipen/doortrokken zijn vanhis letter oozed with hatred • zijn brief zat vol hatelijke toespelingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:they ooze self-importance • de verwaandheid druipt van hen af -
11 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
12 transpirer
transpirer [trãspieree]♦voorbeelden:transpirer sur ses devoirs • zitten zweten op zijn huiswerkII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) zweten, transpireren2) uitlekken, bekend worden -
13 exhaler
exhaler [egzaalee] -
14 испаряться
vgener. uitwasemen, verdampen, uitdampen, wasemen -
15 испускать
v -
16 потеть
vgener. uitwasemen, zweten, beslaan (о стекле и т.п.), transpireren, uitslaan (о стенах и т.п.) -
17 uitademen
1 [adem uitblazen] expirer♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [uitwasemen, ook figuurlijk] exhaler♦voorbeelden:het bos ademde een sfeer uit van rust • le bois respirait la tranquillité -
18 uitwaseming
-
19 ausdampfen
ausdampfen -
20 ausdunsten
ausdunsten, bausdünsten/bI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitwasemen ⇒ uitdampen, afscheiden♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2