-
1 solde
solde [sold]I 〈m.〉1 saldo♦voorbeelden:solde débiteur • debetsaldoII 〈v.〉1 soldij♦voorbeelden:1. m2) uitverkoop2. f -
2 liquidation
liquidation [liekiedaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:liquidation de l'impôt • berekening van de belastingliquidation judiciaire • faillissemententrer en liquidation • geliquideerd wordenliquidation pour cause de cessation de commerce • opruiming wegens opheffingf1) opheffing2) verdeling [erfenis]3) uitverkoop4) (het) oplossen [conflict]5) (het) uit de weg ruimen [iemand]6) liquidatie, afrekening -
3 vente
vente [vãt]〈v.〉1 verkoop ⇒ verkoopcontract, verkoping♦voorbeelden:en vente exclusive dans les pharmacies • alleen in apotheken verkrijgbaarmettre en vente • in de verkoop brengen, aanbiedenvente au comptant • verkoop tegen contante betalingvente au rabais • uitverkoopvente aux enchères • verkoop bij opbod, veilingen vente • te koop, in de verkoopvente par correspondance • postorderverkoopf1) verkoop2) verkoping3) houthak -
4 bradage
-
5 braderie
-
6 vente au rabais
vente au rabais
См. также в других словарях:
Belgisches Niederländisch — (Belgisch Nederlands) Gesprochen in Belgien Sprecher 6,4 Millionen Linguistische Klassifikation Indogermanische Sprachen Germanische Sprachen Westgermanische Sprachen … Deutsch Wikipedia