-
1 uitputten
1 épuiser♦voorbeelden:iemands geduld uitputten • épuiser la patience de qn.een uitputtende opsomming • une énumération exhaustiveeen onderwerp uitputtend behandelen • épuiser un sujetde voorraad raakt uitgeput • le stock s'épuisezich uitputten in verontschuldigingen • se répandre en excuseszich uitputten • s'épuiser -
2 uitputten
abattre -
3 een akker uitputten
een akker uitputten -
4 iemands geduld uitputten
iemands geduld uitputtenépuiser la patience de qn. -
5 zich uitputten in verontschuldigingen
zich uitputten in verontschuldigingenDeens-Russisch woordenboek > zich uitputten in verontschuldigingen
-
6 zich uitputten
zich uitputten -
7 afjakkeren
-
8 afpijnigen
-
9 afwerken
1 [afmaken] achever2 [de laatste hand leggen aan] parachever3 [volbrengen] effectuer4 [totaal gebruiken] user5 [uitputten] éreinter♦voorbeelden:een opgedragen taak afwerken • terminer une tâcheiets netjes afwerken • achever qc. avec soinhet afwerken van houtwerk • le finissage d'une boiseriehij werkt wat af! • il ne fait que travailler!
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Турецкий
- Французский