-
1 lead-out
uitloperuitvoer -
2 foothill
-
3 offshoot
-
4 spur
n. spoor (v. ruiter, haan, bloemblad); spoorslag, prikkel; uitloper, tak (v. gebergte)--------v. de sporen geven; aansporen, aanmoedigenspur1[ spə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aansporing ⇒ prikkel, stimulans♦voorbeelden:2 (act) on the spur of the moment • spontaan/impulsief/in een opwelling (iets doen)————————spur2〈 spurred〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spur on (to) • aanzetten, aansporen (tot) -
5 sucker
n. zuiger; zuigleer; zuigbuis; zuignap; zuigvis; jonge walvis; speenvarken; uitloper; sul[ sukkə]♦voorbeelden:2 be a sucker for • zich altijd laten inpakken door, (altijd) vallen op -
6 tail end
-
7 limb
n. lid(maat); arm, been, (dikke/grote) tak (v. boom)--------v. v. takken ontdoen; ontleden[ lim]2 (dikke/grote) tak♦voorbeelden: -
8 offset
n. schieten; compensatie; offset (drukmethode)--------v. compenseren, opwegen tegen, neutraliseren; drukken (met de offset methode)offset1[ ofset] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————offset2[ ofset] 〈 offsetted〉1 compenseren ⇒ tegenwicht vormen, opwegen tegen, neutraliseren, tenietdoen♦voorbeelden: -
9 outgrowth
-
10 runner
n. hardloper; bode; loper; klimplant[ runnə]1 〈 benaming voor〉 agent ⇒ vertegenwoordiger; 〈 handel ook〉 loopjongen, bezorger; 〈 geschiedenis〉 boodschapper, koerier3 loper ⇒ tafel/trap/vloerloper -
11 trough
-
12 outgrowth of reality
resultaat van de werkelijkheid, uitloper van de werkelijkheid -
13 pigtail
lange uitloper -
14 spike
diffusie-uitloperdiffusiepuntnaaldpulspiekuitschieter -
15 terminal
aansluitklemaansluitpenaansluitpunteindstationklempootterminaluitloper -
16 termination
afsluitinguitloper -
17 trailer
aanhangwagenuitloper
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский