-
1 uitgroeien
1 [ontwikkelen] se développer -
2 uitgroeien
2 [groeiende boven iets komen] outgrow♦voorbeelden:1 het bedrijf is uitgegroeid tot het grootste van Europa • the company has grown into the largest in Europehij is nog lang niet uitgegroeid • he won't stop growing for a long time yet2 〈 figuurlijk〉 hij is boven zijn omgeving uitgegroeid • he has outgrown/risen above his surroundings -
3 uitgroeien
вырасти; разрастись* * *гл.общ. вырастать, разрастаться -
4 uitgroeien
v. outgrow -
5 grow out of
-
6 send forth
uitgroeien, uithalen -
7 auswachsen
auswachsen♦voorbeelden:¶ das, es ist zum Auswachsen • het is hopeloos, het is om gek van te worden♦voorbeelden: -
8 grow
v. groeien; opvoeden; laten groeien; worden; zijn1 groeien ⇒ opgroeien, ontstaan2 aangroeien ⇒ zich ontwikkelen, gedijen♦voorbeelden:grow up • opgroeien, volwassen worden; ontstaangrow up into • opgroeien/zich ontwikkelen tot, wordengrow out of one's clothes • uit zijn kleren groeiengrow into something big • tot iets groots uitgroeienclassical music starts to grow on me • ik begin van klassieke muziek te houden¶ grow up! • doe niet zo kinderachtig!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kweken ⇒ verbouwen, telen2 laten staan/groeien 〈 baard〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:grow cold/dark/old/rich • koud/donker/oud/rijk wordenyou will grow to like him • je gaat hem wel aardig vinden -
9 aufbauschen
aufbauschen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
10 вырасти
opgroeien, groot wуrden ; uitgroeien ; toenemen, aanwassen -
11 вырастать
opgroeien, groot wуrden ; uitgroeien ; toenemen, aanwassen -
12 вырастать
vgener. opschieten, uitgroeien, uitschieten, uitwassen, aangroeien, doorgroeien, ontwassen, opgroeien, opkomen -
13 разрастаться
v1) gener. uitgroeien, woekeren (о сорняках, опухолях и т.п.), kankeren (о раковой опухоли; тж. перен.), uitdijen, uitstoelen (о растениях), zich uitbreiden2) liter. voortwoekeren (о зле, болезни и т.п.) -
14 bloom
n. bloem; bloei; gloed; poeder--------v. ontbloeien; glinsterenbloom1[ bloe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bloei(tijd) ⇒ kracht, hoogste ontwikkeling4 blos ⇒ gloed, ongereptheid♦voorbeelden:in the bloom of one's youth • in de kracht van zijn jeugd————————bloom2〈 werkwoord〉1 bloeien ⇒ in bloei zijn/staan3 floreren ⇒ gedijen, tieren5 zich ontwikkelen ⇒ (op)bloeien, uitgroeien♦voorbeelden: -
15 expand
v. uitbreiden, groeien; groter worden[ ikspænd]1 opengaan ⇒ zich ontplooien/ontvouwen4 zich uitbreiden ⇒ zich ontwikkelen, uitgroeien♦voorbeelden:2 the girl did not expand soon in her new surroundings • het meisje kwam niet gauw los in haar nieuwe omgevingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreiden ⇒ ontplooien, ontvouwen♦voorbeelden: -
16 grow into something big
grow into something big -
17 grow to become
-
18 outgrow
v. afwennen; spenen; opgeven (van slechte gewoonten), prijsgeven; uitgroeien (kleding die te klein wordt)outgrow1 ontgroeien (aan) ⇒ afleren, te boven komen♦voorbeelden: -
19 run up
opschieten, uitgroeien; krimpen, samentrekken; als tweede eindigen; doen oplopen, (snel) doen toenemenrun up♦voorbeelden:1 (doen) oplopen ⇒ snel (doen) toenemen, opjagen♦voorbeelden:her debts ran up/she ran up debts • ze maakte steeds meer schuldenrun up a score • schuld maken, een rekening laten oplopen1 hijsen————————run up -
20 straggle
v. afdwalen, zwerven, achterdwalen; verstrooid staan; verspreid liggen[ strægl]1 (af)dwalen ⇒ achterblijven, van de groep af raken2 (wild) uitgroeien ⇒ verspreid groeien/liggen♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2