-
1 exorciser
-
2 blanchir
blanchir [blãsĵier]♦voorbeelden:1 blanchir sous le harnais • in de dienst, in zijn beroep vergrijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:donner à blanchir • in de was doen♦voorbeelden:1. v1) wit/bleek/grijs worden2) bleken4) vrijpleiten5) witwassen2. se blanchirv -
3 expulser
expulser (de) [ekspuulsee]〈 werkwoord〉1 uitzetten (uit) ⇒ verjagen, verdrijven, uitwijzen2 uitscheiden (uit) ⇒ uitdrijven, uitstotenv(de) uitzetten (uit) -
4 exsuder
exsuder [eksuudee]〈 formeel〉1 zwetenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)zweten ⇒ uitslaan, als zweet uitdrijvenv -
5 conjurer
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский