-
1 élasticité
élasticité [eelaastiesietee]〈v.〉1 elasticiteit ⇒ spankracht, veerkracht, rek(baarheid)2 soepelheid ⇒ buigzaamheid, lenigheid3 veerkracht ⇒ herstellingsvermogen, rekf1) elasticiteit3) soepelheid -
2 expansif
expansif [ekspãsief]1 open(hartig) ⇒ mededeelzaam, extravert, uitbundig♦voorbeelden:= expansive; adjopenhartig, extravert -
3 force expansive
force expansive
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский