-
1 to drill open
uitboren -
2 to drill out
uitboren -
3 to bore out
uitborenuitkotteren -
4 core
n. klokhuis (van de appel of ander fruit); centrum; hart--------v. uitboren, het binnenste van het fruit weghalencore1[ ko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 binnenste ⇒ kern; klokhuis; 〈 kernenergie〉 reactorkern; 〈 figuurlijk〉 wezen, essentie, hart♦voorbeelden:————————core2〈 werkwoord〉 -
5 bore
n. boorgat; kaliber; diameter; vervelend persoon--------v. boren; doordringen; vervelenbore1[ bo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boorgat ⇒ geboord gat, boring3 boor————————bore21 (een gat) boren ⇒ drillen, een put slaan♦voorbeelden:1 doordringen ⇒ zich (een weg) banen, moeizaam vooruitkomen♦voorbeelden:1 they bored (their way) through the jungle/the crouwd • ze baanden zich moeizaam een weg door het oerwoud/de menigte2 vervelen♦voorbeelden:————————bore3→ bear bear/
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский