-
1 Ausrufewort
-
2 Interjektion
-
3 eh
eh1〈 bijwoord〉1 eertijds, toen♦voorbeelden:wie eh und je • zoals altijd————————eh2〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉 -
4 gell
gell1〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉————————gell2〈 tussenwerpsel〉 〈 Zuid-Duitsland〉→ link=gelt gelt/link -
5 halt
halt11 halt!, stop!, sta!————————halt2〈 bijwoord〉 〈 Zuid-Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland〉♦voorbeelden: -
6 hops
-
7 je
je1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:je zwei und zwei • twee aan tweezu je 6 Personen • telkens voor 6 personen¶ seit (eh und) je • vanouds, van oudsher————————je2♦voorbeelden:————————je3〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:————————je4〈 voegwoord〉1 hoe … (hoe, des te)♦voorbeelden:1 je länger, je lieber • hoe langer, hoe liever————————je5〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:1 o je! • o jee(tje)!, jeetje! -
8 larifari
larifari11 van weinig belang, onbeduidend————————larifari2〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉1 onzin!, larie! -
9 man
man12 je♦voorbeelden:1 man sagt, dass … • men zegt, dat …¶ hat man sich gut erholt? • bent u goed hersteld?————————man2〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:1 na, denn man los! • nou, vooruit dan maar! -
10 nun
nun1〈 bijwoord〉1 nu ⇒ nou, op dit ogenblik♦voorbeelden:was nun? • wat nu (gedaan)?nun und nimmer(mehr) • nu niet en nooit————————nun21 nu ⇒ nou, welnu♦voorbeelden:1 nun denn! • komaan, vooruit!nun (ein)mal • nu eenmaalnun erst recht!, nun gerade! • juist nu!nun gut, nun schön! • nou goed!, okay!nun, nun! • nou nou! -
11 weh
weh1♦voorbeelden:der Kopf, Bauch tut mir weh • ik heb hoofdpijn, buikpijn————————weh2♦voorbeelden:1 weh dir! • wee je gebeente!, pas op jij! -
12 wo
wo1〈 bijwoord〉2 waarop, toen♦voorbeelden:1 Berlin, wo er lebte • Berlijn, waar hij leefde〈 informeel〉 wo gibts denn so was! • wat permitteer jij je wel?von wo kommt er? • waar komt hij vandaan?2 der Tag, wo er starb • de dag dat, waarop hij stierf————————wo2〈 tussenwerpsel〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:¶ ach, i wo! • ach wat!, onzin!, helemaal niet!
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский