-
1 to taper
toelopen -
2 to taper off towards the point
toelopenEnglish-Dutch technical dictionary > to taper off towards the point
-
3 taper
adj. spits toelopen, geleidelijk verminderen--------n. waspit; kaars; toorts, lichtje--------v. spits toelopen; geleidelijk verminderentaper1[ teepə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————taper21 taps/spits toelopen ⇒ geleidelijk smaller worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 smal(ler) maken ⇒ taps/spits doen toelopen♦voorbeelden: -
4 effiler
effiler [effielee]2 dun laten uitlopen ⇒ spits, taps laten toelopen1. v1) uitrafelen2. s'effilerv -
5 zugehen
zugehen1 toelopen, ergens heen lopen2 doorlopen, doorstappen♦voorbeelden:in einer Spitze zugehen • spits toelopenII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 es müsste schon seltsam zugehen, wenn … • het moet al raar lopen als … -
6 быть остроконечным
vgener. spits toelopenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > быть остроконечным
-
7 заканчиваться
vgener. erop zitten (ðàáî÷åå âðåìà çàêîí÷èôîñü -- de dienst zit erop), toelopen, uitgaan, aflopen -
8 отделяемая глагольная приставка указывает на направление движения или действия к определённой цели
gener. toe- (pref) (напр. toelopen подбегать)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > отделяемая глагольная приставка указывает на направление движения или действия к определённой цели
-
9 подбегать
vgener. aandraven, aanlopen (op-ê), toelopen -
10 подходить
v1) gener. aangaan (op-ê), aankomen, aanlopen, aanstappen, afkomen, afstappen (op-ê), aftreden (op-ê), bijkomen, schikken, toekomen (op-ê), toetreden (op-ê), treden, aanstomen (на пароходе), aanwandelen (гуляя), benaderen (к кому-л., к чему-л.), conveniëren, deugen, handen, in aantocht zijn, komen, op (iem.) aflopen (к кому-л.), passen, te pas komen, toelopen2) navy. aanvaren3) milit. aantreden -
11 прибегать
vgener. aandraven (òæ. komen aandrang), aansnellen (òæ. komen aansnauwen; ïîñïåêíî), oefenen (к чему-л.), toelopen, zich bedienen (к чему-л.), zijn toevlucht nemen (tot-к чему-либо) -
12 приходить
vgener. afhalen (за кем-л., чем-л.), komen, overkomen, raken (в какое-л. состояние), toelopen, heenkomen, aankomen -
13 сбегаться
vgener. aanstromen, toelopen -
14 стекаться
vgener. aanstromen, toelopen, ineenvloeien, scholen (о толпе), toestromen, toevloeien -
15 diminish
v. verminderen, beperken, inkrimpen; devalueren[ dimminnisj]1 verminderen ⇒ verkleinen, afnemen; z'n waarde verliezen, aantasten2 taps/conisch (doen) toelopen ⇒ vernauwen♦voorbeelden: -
16 pointe
pointe [pwẽt]〈v.〉4 steek ⇒ toespeling, rake opmerking6 driehoekige doek ⇒ hoofd-, halsdoek, luier♦voorbeelden:s'asseoir sur la pointe des fesses • op het puntje van zijn stoel zittenpointe fine • fijnschrijvermarcher sur la pointe des pieds • op de tenen lopense terminer en pointe • spits toelopenpointe sèche • drogenaald(gravure)vitesse de pointe • topsnelheidêtre à la pointe de qc. • zich in de voorhoede van iets bevindende, en pointe • geavanceerd, speerpunt-, voorhoede-une pointe d'ironie • een zweempje ironie1. f1) punt, spits2) scherpe punt3) toppunt5) een beetje2. pointesf pl -
17 terminer
terminer [termienee]1 beëindigen ⇒ een einde maken aan, besluiten, afsluiten♦voorbeelden:il faut en terminer • we moeten er een einde aan makenen avoir terminé avec qn. • de relaties met iemand verbroken hebbenpour terminer • tot slot1 eindigen (met, op) ⇒ ten einde lopen, uitkomen (op)♦voorbeelden:1 se terminer bien, mal • goed, slecht aflopense terminer en pointe • spits toelopenles verbes qui se terminent en -er • de werkwoorden op -ermot qui se termine par une consonne • woord dat op een medeklinker eindigtv1) beëindigen2) afmaken, voltooien -
18 se terminer en pointe
se terminer en pointe -
19 entgegenlaufen
-
20 herbeilaufen
herbeilaufen
- 1
- 2