-
1 move in with someone
move in with someone -
2 move in
een nieuw huis betreden, in een nieuw huis gaan wonenmove in2 binnenvallen ⇒ optrekken, aanvallen; tussenbeide komen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op/in een woning) zetten ⇒ verhuizen -
3 move with a slouch
move with a slouch -
4 move with the times
-
5 follow/move with/go with the crowd
follow/move with/go with the crowdin de pas lopen, zich conformeren aan de massaEnglish-Dutch dictionary > follow/move with/go with the crowd
-
6 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
7 along
adv. samen--------prep. langsalong11 door ⇒ verder, voort3 langs♦voorbeelden:move along • doorlopenpass the book along • geef het boek doorthe ball rolled along • de bal rolde voortI suspected it all along • ik heb het altijd wel vermoedalong by the wall • langs de muurhe brought his dog along • hij had zijn hond bij zichcome along • kom meego along (with) • meegaan (met)along with • samen met3 I'll be along • ik kom eens langs, ik kom je opzoekencome along anytime • (je bent) altijd welkomshe's coming along • ze is aan de beterende hand————————along2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:an inquiry along these lines • een onderzoek volgens deze methodeflowers along the path • bloemen langs het padalong the way • onderweg -
8 crowd
n. menigte, massa; groep; vriendenkring; hoop, stapel--------v. vullen; volproppen; dringencrowd1[ kraud]2 (wanordelijke) bende ⇒ pan, troep♦voorbeelden:II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:¶ follow/move with/go with the crowd • in de pas lopen, zich conformeren aan de massaraise oneself/rise above the crowd • boven de massa uitstijgen————————crowd21 samendrommen ⇒ elkaar/zich verdringen♦voorbeelden:1 people crowded in/round • mensen dromden samen/verdrongen elkaarcrowd (all) together • (allemaal) op een kluitje gaan staanII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 proppen ⇒ persen, (dicht) op/tegen elkaar drukken♦voorbeelden:¶ crowd out • buitensluiten, verdringen -
9 familiar
adj. gewoon, vaak voorkomend; kundig, bedreven; verwant; bekend; open, onofficieel; tam, getemd; familiaar--------n. vriend, kennis; gevolg van de pausfamiliar1[ fəmilliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boezemvriend(in) ⇒ intimus, intima————————familiar21 vertrouwd ⇒ bekend, gewoon3 informeel ⇒ ongedwongen, gemeenzaam4 vrijpostig ⇒ familiair, gemeenzaam♦voorbeelden:doesn't that look familiar to you? • komt dat je niet bekend voor? -
10 make out
begrijpen; schrijven (cheque e.d.); zienmake out1 klaarspelen ⇒ het maken, zich redden3 vrijen♦voorbeelden:1 the European industry is not making out as bad as everybody says • met de Europese industrie gaat het niet zo slecht als iedereen zegt2 how are you making out with Leila? • hoe gaat het tussen jou en Leila?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitschrijven ⇒ opmaken, invullen5 begrijpen ⇒ snappen, hoogte krijgen van♦voorbeelden:1 make out a cheque to/in favour of • een cheque uitschrijven op naam van/ten gunste vanhe made out that … • hij beweerde dat …I can't make out this message • ik snap dit bericht nietwe couldn't make out if/whether they wanted to move or not • we konden er niet achter komen/wisten niet of ze nu wilden verhuizen of niet¶ how do you make that out? • hoe kom je daar bij? -
11 slouch
n. neerhangen; slungelige gang (houding); slappe hoed; nietsnut; knoeier, kluns--------v. slap hangen; slungelen; neerdrukken, over de ogen trekkenslouch1[ slautsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————slouch2〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
move in with somebody — ˌmove ˈin with sb derived to start living with sb in the house or flat/apartment where they already live Main entry: ↑movederived … Useful english dictionary
move ahead with — phr verb Move ahead with is used with these nouns as the object: ↑plan … Collocations dictionary
move in with — to cohabit and copulate with Not of a married couple changing residences: As to his moving in with you, all I ll say is that some of the folks round here are a little old fashioned. (N. Evans, 1998) … How not to say what you mean: A dictionary of euphemisms
keep up/move/change with the times — ► to allow ideas, methods, etc. to develop and remain modern: »The BBC knows it has to move with the times in its negotiations over broadcasting rights. Main Entry: ↑time … Financial and business terms
Move (company) — Move,Inc. Type Public Industry Internet services Founded 1996 Headquarters Campbell, California … Wikipedia
Move Over, Darling — Theatrical poster Directed by Michael Gordon Produced by … Wikipedia
move — move1 W1S1 [mu:v] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(change place)¦ 2¦(new house/office)¦ 3¦(change opinion etc)¦ 4¦(progress)¦ 5¦(take action)¦ 6¦(change job/class etc)¦ 7¦(emotion)¦ 8¦(cause somebody to do something)¦ 9¦(time/order)¦ … Dictionary of contemporary English
move — 1 verb 1 CHANGE PLACE (I, T) to change your place or position, or to make something do this: Don t move or I ll shoot. | You mustn t get off the train while it s still moving. | move sth: Can you move your car it s blocking the road. | We ll have … Longman dictionary of contemporary English
move — move1 [ muv ] verb *** ▸ 1 change position ▸ 2 progress/develop ▸ 3 live in a different place ▸ 4 begin doing ▸ 5 change subject/time etc. ▸ 6 change opinion ▸ 7 affect someone emotionally ▸ 8 sell and get rid of ▸ 9 go very fast ▸ 10 make formal … Usage of the words and phrases in modern English
move in — v. 1) (d; intr.) ( to close in ) to move in for (to move in for the kill) 2) (D; intr.) to move in on ( to close in on ) (the police moved in on the fugitives) 3) (D; intr.) to move in on ( to establish control of ) (organized crime was moving in … Combinatory dictionary
Move (Japanese band) — For other uses, see Move (disambiguation). Move Background information Also known as m.o.v.e Genres … Wikipedia