-
1 drawing near
benaderd, komt dichterbij -
2 your time is drawing near
-
3 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
4 draw
n. attractie, trekking; (uit)verloting; gelijk spel, remise--------v. tekenen; trekken; opnemen; trekken (v.e. pistool)draw1[ dro:] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aantrekkingskracht ⇒ attractie, trekpleister♦voorbeelden:————————draw2♦voorbeelden:draw near • naderen, dichterbij komendraw off • (zich) terugtrekken, weggaanhe drew alongside the bus • hij ging naast de bus rijden→ draw apart draw apart/, draw away draw away/, draw back draw back/, draw in draw in/, draw on draw on/, draw out draw out/, draw up draw up/♦voorbeelden:the chimney doesn't draw • de schoorsteen trekt nietdraw one's sword against • ten strijde trekken tegendraw along • voorttrekkendraw aside • opzij trekken, apart nemendraw back the curtains • de gordijnen opentrekken/doendraw off • uittrekken, afdoendraw together • samentrekken, nader tot elkaar komendraw someone into a conversation • iemand in een gesprek betrekken2 draw a circle • een cirkel trekken/beschrijvendraw inspiration from • inspiratie opdoen uitdraw on/upon • een beroep doen op, putten uit, gebruik maken vanI'll have to draw upon my savings • ik zal mijn spaargeld moeten aanspreken4 (te voorschijn) halen ⇒ uittrekken; 〈 figuurlijk〉 ontlokken; naar buiten brengen/halen; (af)tappen 〈bier enz.〉5 van de ingewanden ontdoen ⇒ ontweien, schoonmaken10 〈 sport〉een bepaald(e) richting/effect geven aan 〈 de bal〉 ⇒ 〈 biljart〉 trekken; 〈 cricket, golf〉 (te veel) naar s slaan 〈 van rechtshandige〉; (te veel) naar rechts slaan 〈 van shandige〉♦voorbeelden:2 draw a deep breath • diep inademen, diep ademhalenhis story drew tears • zijn verhaal maakte de ogen vochtighe refused to be drawn • hij liet zich niet uit zijn tent lokkendraw forth • te voorschijn halenshe drew all her savings from her account • zij nam al haar spaargeld op (van haar rekening)
См. также в других словарях:
drawing near — index forthcoming, immediate (imminent), imminent Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
drawing near — getting near, going near, coming close, coming soon … English contemporary dictionary
near´ness — near «nihr», adverb, adjective, preposition, verb. –adv. 1. to or at a short distance; not far; close: »The holiday season is drawing near. They searched near and far. 2. close in relation; closely: »tribes near allied. 3. close to something in… … Useful english dictionary
Near (Death Note) — Nate River Death Note character Near in the Death Note manga First appearance Chapter 59 : Zero in 7th Volume, Zero … Wikipedia
near — near1 W1S1 [nıə US nır] adv, prep ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(short distance away)¦ 2¦(short time before)¦ 3¦(almost doing something)¦ 4¦(amount or level)¦ 5¦(similar)¦ 6 near perfect/impossible etc 7 draw near 8 (as) near as damn it 9 near enough … Dictionary of contemporary English
near — near1 [ nır ] function word *** Near can be used in the following ways: as a preposition: I lived near the school. I ll write and let you know nearer the time. as an adverb: Come nearer, and I ll tell you the whole story. as an adjective: I went… … Usage of the words and phrases in modern English
near — I UK [nɪə(r)] / US [nɪr] adjective, adverb, preposition *** Summary: Near can be used in the following ways: as a preposition: I lived near the school. ♦ I ll write and let you know nearer the time. as an adverb: Come nearer, and I ll tell you… … English dictionary
near*/*/*/ — [nɪə] grammar word I summary: Near can be: ■ a preposition: I lived near the school. ■ an adverb: Come nearer, and I ll tell you the whole story. ■ an adjective: I went into the nearest room. 1) close close to someone or something A group of… … Dictionary for writing and speaking English
near — I. adverb Etymology: Middle English ner, partly from ner nearer, from Old English nēar, comparative of nēah nigh; partly from Old Norse nær nearer, comparative of nā nigh more at nigh Date: 13th century 1. at, within, or to a short distance or… … New Collegiate Dictionary
Drawing Restraint 9 — Poster for Drawing Restraint 9 Directed by Matthew Barney Produced by … Wikipedia
Near South Side, Chicago — Near South Side Community area Community Area 33 Near South Side … Wikipedia