-
1 hengst
2 [oplawaai] thump♦voorbeelden: -
2 hengsten
1 [hard slaan] thump2 [hard studeren] cram♦voorbeelden:1 sta niet zo op die deur te hengsten • don't thump/bash on the door like thatII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [dekken] cover♦voorbeelden: -
3 beuk
n. beech, type of tree; blow, thump, hit (Slang) -
4 bof
n. parotitis, mumps; thud, thump; luck, fluke -
5 bons
n. bump, thud, thump -
6 bonzen
v. pound, smash, thump -
7 dreun
n. drone, rumble; chant, singsong; blow, thump -
8 gestommel
n. thump, thud -
9 slaan
n. embossing--------v. strike, beat, hit, biff, pelt, thrash, flog, lash, slash, whip, switch, buffet, knock, knock out, chop up, fib, swat, swipe, thump, wallop, whack, bang, bash, hammer, smite, maul, flail, flap, paw, slap, clap on, smack, knap, pulsate, pulse -
10 stomp
adj. blunt, unpointed, pointless, blockish, wooden, dull, dull brained, calvish, obtuse, snub, stubby, stumpy, doughy--------n. dig, punch, thump, stump, stub, whang -
11 stompen
v. pommel, punch, thump, whang, pound -
12 zware slag
n. knockdown, crash, plunk, thump -
13 beuk
I 〈 de (mannelijk)〉1 [loofboom] beech2 [informeel] [harde klap] whang, thwack, thud♦voorbeelden:1 groene/rode/bruine beuk • green/red/copper beech¶ de beuk erin! • 〈 hard aan het werk gaan〉 go/get to it; 〈voornamelijk sport; tegenstander hard aanpakken〉 go for it/him/themde beuk erin zetten • 〈 hard aan werk gaan〉 pound away at it; 〈 tegenstander hard aanpakken〉 give him/them hellII 〈de〉 -
14 bons
2 → link=bonze bonze♦voorbeelden: -
15 dreun
♦voorbeelden:1 er klonk een doffe dreun • there was a dull boom/rumble -
16 een klap van heb ik jou daar
a stunning blow/mighty thumpVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een klap van heb ik jou daar
-
17 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
18 iemand een beuk verkopen
iemand een beuk verkopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een beuk verkopen
-
19 iemand een hengst verkopen
iemand een hengst verkopenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een hengst verkopen
-
20 kwak
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Thump — Thump, n. [Probably of imitative origin; perhaps influenced by dump, v. t.] 1. The sound made by the sudden fall or blow of a heavy body, as of a hammer, or the like. [1913 Webster] The distant forge s swinging thump profound. Wordsworth. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
thump — [thump] n. [echoic] 1. a blow with something heavy and blunt, as with a cudgel 2. the dull sound made by such a blow vt. 1. to strike with a thump or thumps 2. a) to thrash; beat severely b) t … English World dictionary
Thump — Thump, v. i. To give a thump or thumps; to strike or fall with a heavy blow; to pound. [1913 Webster] A watchman at midnight thumps with his pole. Swift. [1913 Webster] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Thump — Thump, v. t. [imp. & p. p. {Thumped}; p. pr. & vb. n. {Thumping}.] To strike or beat with something thick or heavy, or so as to cause a dull sound. [1913 Webster] These bastard Bretons; whom our hathers Have in their own land beaten, bobbed, and… … The Collaborative International Dictionary of English
thump — vb thud, knock, rap, *tap Analogous words: pound, *beat, belabor: punch, smite, *strike thump n thud, knock, rap, tap (see under TAP vb) Analogous words: pounding, beating, pummeling (see BEAT vb) … New Dictionary of Synonyms
thump — ► VERB 1) hit heavily with the fist or a blunt implement. 2) put down forcefully, noisily, or decisively. 3) (of a person s heart or pulse) beat or pulsate strongly. 4) (thump out) play (a tune) enthusiastically but heavy handedly. 5) informal… … English terms dictionary
thump — index beat (pulsate) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
thump — (thump) 1. to strike or beat with a blunt instrument. 2. the blow so incurred … Medical dictionary
thump — (v.) 1530s, to strike hard, probably imitative of the sound made by hitting with a heavy object (Cf. E.Fris. dump a knock, Swed. dial. dumpa to make a noise ). The noun is first recorded 1550s. Thumping (adj.) exceptionally large is colloquial… … Etymology dictionary
thump|er — «THUHM puhr», noun. 1. a person that thumps. 2. a device for producing a shallow seismic wave to test structural properties of the lunar surface … Useful english dictionary
thump — I UK [θʌmp] / US verb Word forms thump : present tense I/you/we/they thump he/she/it thumps present participle thumping past tense thumped past participle thumped * 1) a) [transitive] to hit someone or something with your fist (= closed hand)… … English dictionary