-
1 Span
〈m.; Span(e)s, Späne〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 wo gehobelt wird, fallen Späne • waar gehakt wordt, vallen spaanders -
2 Späne machen
moeilijkheden maken, tegenstribbelen -
3 aufmucken
-
4 fügsam
fügsam -
5 sperren
sperrenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 eine Straße sperren • een straat, weg afsluiten, afzettenjemandem den Weg sperren • iemand de weg versperrengesperrt! • verkeer gestremd!jemandem das Konto sperren • iemands rekening blokkeren1 zich verzetten ⇒ tegenspartelen, tegenstribbelen -
6 sträuben
sträuben1 opzetten, overeind doen staan♦voorbeelden:1 zich verzetten ⇒ tegenstribbelen, -spartelen♦voorbeelden: -
7 wehren
wehren♦voorbeelden:
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский