-
41 drop a tear over
een traan laten om -
42 shed a tear
een traan storten -
43 to tear
scheurenuitscheuren -
44 strip
n. strook, reep; striptease(nummer)--------v. zich uitkleden; een striptease opvoeren; verwijderen, aftrekken, afscheurenstrip1[ strip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 strook ⇒ strip, reep♦voorbeelden:————————strip2〈 stripped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈ook +off〉 van iets ontdoen ⇒ pellen, (af)schillen; ontbloten; verwijderen; aftrekken, afscheuren; aftuigen 〈 scheepvaart〉; afhalen 〈 bed〉; afkrabben 〈 verf〉♦voorbeelden: -
45 asunder
-
46 bit
n. bit (computers), binaire cijfer--------n. stukje; beetje; klein muntstuk; boor; bit (in de mond v.e. paard)[ bit]2 beetje ⇒ stukje, kleinigheid3 beetje ⇒ ogenblikje, momentje6 schaafijzer/beitel/mes♦voorbeelden:〈 informeel〉 a bit at a time • bij beetjes, stukje voor stukjethat was a bit much for me • dat was me wat te veel〈 informeel〉 bit by bit • bij beetjes, stukje voor stukjetear something to bits • iets in stukken/stukjes scheurennot a bit better • geen haar beternot a bit (of it) • helemaal niet(s), geen zierhe is a bit of a liar • hij is nogal een leugenaara bit of advice • een goede raada bit of news • een nieuwtje3 wait a bit! • wacht even!take the bit between its teeth • op hol slaan 〈 van paard〉; 〈 figuurlijk〉 (te) hard van stapel lopen -
47 hair
n. Broadway toneelstuk en film over de tegencultuur en sociale kwesties van de 1960-er jarenhair1[ heə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 haar ⇒ haren, hoofdhaar♦voorbeelden:lose one's hair • kaal wordenput up one's hair • het haar opsteken¶ a hair of the dog (that bit one) • een glaasje tegen de kater/nadorsthang by a hair • aan een zijden draadje hangennot harm a hair on someone's head • iemand geen haar krenken〈 informeel〉 keep your hair on! • maak je niet dik!split hairs • haarkloventear one's hair (out) • zich de haren uit het hoofd trekken————————hair2〈 werkwoord〉→ hare hare/ -
48 limb
n. lid(maat); arm, been, (dikke/grote) tak (v. boom)--------v. v. takken ontdoen; ontleden[ lim]2 (dikke/grote) tak♦voorbeelden: -
49 piece
n. stuk; gedeelte; instrument; uitvoering; muntstuk--------v. samenvoegenpiece1[ pie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 stuk ⇒ portie, brok; onderdeel, deel 〈 ook techniek, technologie〉; stukje (land), lapje, eindje; schaakstuk; damschijf; munt/geldstuk; artikel; muziek/toneelstuk; 〈 leger〉 kanon, geweer♦voorbeelden:five cents a piece • vijf cent per stukpiece of furniture • meubel(stuk)piece of information • inlichting, mededelingpiece of (good) luck • buitenkansjepiece of music • muziekstukpiece of news • nieuwtjepiece of string • eindje touw, touwtjethat's a fine piece of work • dat ziet er prachtig/prima uitbreak to/fall in pieces • in stukken/uit elkaar vallen〈 informeel〉 come/go (all) to pieces • (helemaal) kapot gaan 〈 ook figuurlijk〉; instorten, in/uit elkaar vallen, bezwijkencome to pieces • uit elkaar genomen kunnen wordentake something to pieces • iets uit elkaar nemenpiece by piece • stuk voor stukbe paid by the piece • stukloon krijgenin pieces • in/aan stukken〈 figuurlijk〉 be (all) of a piece with • (helemaal) van dezelfde aard/hetzelfde slag zijn als; uit hetzelfde hout gesneden zijn alsof a piece • in/uit één stuk〈 Brits-Engels〉 (nasty) piece of work/goods • (gemene) vent/griet〈 informeel〉 pick up the pieces • de stukken/brokken lijmen〈 informeel〉 (all) shot to pieces • (helemaal) kapot; ontzenuwd 〈 argumenten〉; de bodem ingeslagen 〈 verwachtingen〉→ set set/————————piece2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:piece on to • vasthechten aan, verbinden met -
50 shred
n. stukje, reepje, snipper--------v. klein snijden (of scheuren), snipperenshred1[ sjred] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stukje ⇒ reepje, snipper2 greintje♦voorbeelden:————————shred2〈werkwoord; shredded〉1 verscheuren ⇒ versnipperen, in stukjes/repen snijden♦voorbeelden:1 shredded cabbage • gesneden/geschaafde koolshredded clothes • gescheurde kleren -
51 wear
n. dracht; het gedragen worden; kledingstuk; kleding; lompen; slijtage; sterkte--------v. aanhebben, dragen; uitgaan; volhouden; uitdragenwear1[ weər] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 slijtage♦voorbeelden:→ worse worse/————————wear2♦voorbeelden:the week wears to its end • de week loopt (langzaam) ten einde1 verslijten ⇒ (af)slijten, uitslijten♦voorbeelden:you've worn holes in your elbows • je ellebogen zijn versleten/door♦voorbeelden:wear a smile • glimlachen4 they won't wear it • zij nemen/pikken het niet (langer)
См. также в других словарях:
Tear — (t[^a]r), v. t. [imp. {Tore} (t[=o]r), ((Obs. {Tare}) (t[^a]r); p. p. {Torn} (t[=o]rn); p. pr. & vb. n. {Tearing}.] [OE. teren, AS. teran; akin to OS. farterian to destroy, D. teren to consume, G. zerren to pull, to tear, zehren to consume, Icel … The Collaborative International Dictionary of English
tear — tear1 [ter] vt. tore, torn, tearing [ME teren < OE teran, to rend, akin to Ger zehren, to destroy, consume < IE base * der , to skin, split > DRAB1, DERMA1] 1. to pull apart or separate into pieces by force; rip or rend (cloth, paper,… … English World dictionary
tear — tear; tear·able; tear·age; tear·er; tear·ful; tear·i·ly; tear·less; tear·able·ness; tear·ful·ly; tear·ful·ness; tear·less·ly; tear·less·ness; … English syllables
tear — Ⅰ. tear [1] ► VERB (past tore; past part. torn) 1) rip a hole or split in. 2) (usu. tear up) pull or rip apart or to pieces. 3) damage (a muscle or ligament) by overstretching it. 4) (usu … English terms dictionary
Tear — (t[=e]r), n. [AS. te[ a]r; akin to G. z[ a]rhe, OHG. zahar, OFries. & Icel. t[=a]r, Sw. t[*a]r, Dan. taare, Goth. tagr, OIr. d[=e]r, W. dagr, OW. dacr, L. lacrima, lacruma, for older dacruma, Gr. da kry, da kryon, da kryma. [root]59. Cf.… … The Collaborative International Dictionary of English
Tear — may refer to:*Tears, eye secretion *Tearing, breaking apart fibers by force *Robert Tear (born 1939), Welsh singerElements in fiction: *Tear, character Tear Grants in video game Tales of the Abyss *Tear (Wheel of Time), nation in series of… … Wikipedia
tear — vb Tear, rip, rend, split, cleave, rive can all mean to separate forcibly one part of a continuous material or substance from another, or one object from another with which it is closely and firmly associated. Tear implies pulling apart or away… … New Dictionary of Synonyms
tear — [n1] rip, cut breach, break, crack, damage, fissure, gash, hole, imperfection, laceration, mutilation, rent, run, rupture, scratch, split, tatter; concept 513 Ant. perfection tear / tears [n2] droplets from eyes, often caused by emotion… … New thesaurus
Tear It Up — Исполнитель Queen Альбом The Works Дата выпуска 27 февраля 1984 Дата записи … Википедия
Tear — Tear, n. The act of tearing, or the state of being torn; a rent; a fissure. Macaulay. [1913 Webster] {Wear and tear}. See under {Wear}, n. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
tear|y — «TIHR ee», adjective, tear|i|er, tear|i|est. 1. = tearful. (Cf. ↑tearful) 2. = salty. (Cf. ↑salty) … Useful english dictionary