-
21 appointment
-
22 mat
bevoegd leraarMAT (master of arts in teaching)mat1[ mæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 klit♦voorbeelden:————————mat2————————mat3〈 matted〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 matted hair • verward/geklit haar -
23 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur
- 1
- 2
См. также в других словарях:
teaching — teaching; mi·cro·teaching; … English syllables
Teaching — Teach ing, n. The act or business of instructing; also, that which is taught; instruction. [1913 Webster] Syn: Education; instruction; breeding. See {Education}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
teaching — index didactic, direction (guidance), discipline (field of study), doctrine, edification, education, experience ( … Law dictionary
teaching — [n] education apprenticeship, book learning*, coaching, cultivation, culture, discipline, drilling, enlightenment, guidance, instruction, learning, reading, schooling, training, tutelage, tutoring; concepts 285,287,409 … New thesaurus
teaching — [tē′chiŋ] n. 1. the action of a person who teaches; profession of a teacher 2. something taught; precept, doctrine, or instruction usually used in pl … English World dictionary
teaching — /tee ching/, n. 1. the act or profession of a person who teaches. 2. something that is taught. 3. Often, teachings. doctrines or precepts: the teachings of Lao tzu. [1125 75; ME teching. See TEACH, ING1] * * * Profession of those who give… … Universalium
teaching — noun 1 work/profession of a teacher ADJECTIVE ▪ effective, good ▪ poor ▪ classroom ▪ a system that rewards good classroom teaching ▪ … Collocations dictionary
teaching */*/*/ — UK [ˈtiːtʃɪŋ] / US [ˈtɪtʃɪŋ] noun Word forms teaching : singular teaching plural teachings 1) a) [uncountable] the job of a teacher a career in teaching go into teaching (= become a teacher): I d like to go into teaching. language/English/history … English dictionary
teaching — teach|ing W2S2 [ˈti:tʃıŋ] n [U] 1.) the work or profession of a teacher ▪ She s thinking of going into teaching (=becoming a teacher) . language/science etc teaching ▪ criticisms of English teaching in schools the teaching profession teaching… … Dictionary of contemporary English
teaching — teach|ing [ titʃıŋ ] noun *** 1. ) uncount the job of a teacher: a career in teaching go into teaching (=become a teacher): I d like to go into teaching. language/English/history etc. teaching: Museums and historic buildings are important… … Usage of the words and phrases in modern English
teaching — n. 1) practice, student teaching 2) team teaching 3) health teaching 4) (misc.) to go into teaching * * * [ tiːtʃɪŋ] student teaching (misc.) to go into teaching health teaching practice team teaching … Combinatory dictionary