-
21 vloeken
v. swear, curse, blaspheme, damn, cuss -
22 vloekwoord
n. swear word -
23 zweren
v. ulcerate, fester, swear, rankle, vow, gad about -
24 zweren op
v. swear to -
25 afnemen
1 [van een plaats verwijderen] take off/away ⇒ remove (from)2 [van het hoofd nemen] take off3 [wegnemen] remove4 [reinigen] clean5 [afpakken] deprive8 [kaartspel] cut♦voorbeelden:het kleed van de tafel afnemen • take/remove the cloth from the table3 iemand bloed afnemen • take blood/a blood sampleeen gulden van het geld afnemen • subtract a guilderde tafel met een natte doek afnemen • wipe (off) the table with a damp clothmet zeep afnemen • wash (down) with soapiemand zijn rijbewijs afnemen • take away someone's driving licenceiemand een eed afnemen • administer an oath to someone; swear someone in 〈 bijvoorbeeld getuige, nieuw lid, bij ambtsaanvaarding〉iemand een examen afnemen • examine someone2 [korter/kleiner worden] shorten♦voorbeelden:bij afnemende wind • with subsiding windin gewicht afnemen • lose weight -
26 afzweren
♦voorbeelden:zijn geloof/beginselen afzweren • renounce one's faith/principles -
27 bezweren
1 [betogen, verklaren; (onder ede) bevestigen] swear (to)2 [smeken] implore3 [in zijn macht brengen, uitdrijven] raise ⇒ 〈 oproepen〉 invoke, conjure up 〈 geest, duivel〉, 〈 uitdrijven〉 exorcise 〈 geest, duivel〉♦voorbeelden: -
28 bij hoog en laag zweren
bij hoog en laag zwerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bij hoog en laag zweren
-
29 bijbel
1 [Heilige Schrift] Bible2 [lijfboek] bible♦voorbeelden:op de bijbel zweren • swear an oath on the Bible -
30 binnensmonds vloeken
binnensmonds vloekenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > binnensmonds vloeken
-
31 binnensmonds
♦voorbeelden:1 binnensmonds praten • speak indistinctly, mumblebinnensmonds vloeken • swear under one's breath -
32 de drank/het drinken afzweren
de drank/het drinken afzwerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de drank/het drinken afzweren
-
33 een ambtenaar beëdigen
een ambtenaar beëdigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ambtenaar beëdigen
-
34 een getuige beëdigen
een getuige beëdigenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een getuige beëdigen
-
35 geheimhouding zweren
geheimhouding zwerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geheimhouding zweren
-
36 geheimhoudingsplicht
1 pledge of secrecy ⇒ duty/requirement of confidentiality♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geheimhoudingsplicht
-
37 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
38 hoog
hoog1〈 het〉1 high♦voorbeelden:¶ bij hoog en laag volhouden/blijven beweren • stand firm, stick to one's guns/opinion————————hoog22 [zover reikend als in de bepaling genoemd wordt] high3 [vergevorderd in een rang-/volgorde] high♦voorbeelden:een hoge C • a high/top Choge gebouwen • high/tall buildingsde hoogste verdieping • the top floordat paard staat hoog op de benen • that horse has (got) long legs/is tallhoog in de lucht/bergen • high up in the air/mountainseen stapel van drie voet hoog • a three-foot high pilehij woont drie hoog • he lives on the Bthird/ Asecond floor3 de hoge adel • the leading aristocracy; the high nobility 〈 graven en hertogen, maar niet baronnen〉een hoge ambtenaar • a senior officialnaar een hogere klas overgaan • move up/be moved up to a higher classeen hoge waarde hebben • have a high value, be (very) valuable4 zij had een hoge kleur • she had a high colour, her face flushedShell aandelen waren 10 punten hoger • Shell shares were 10 points higher/gained 10 pointseen hoog stemmetje/geluid • a high-pitched voice/soundiemand hoog aanslaan • 〈 figuurlijk〉 have a high opinion of/think highly of someonehoger gaan dan duizend gulden • go above/beyond a thousand guilders; 〈 bieden ook〉 bid more than a thousand guildersde twist liep hoog op • the quarrel became heatedhoog opgeven van iemand • praise someoneiets hoog opnemen • take something seriouslyde verwarming staat hoog • the heating is on highhet zit hem hoog • it rankles him10 % hoger dan vorig jaar • 10 % higher than/up on last yearde temperatuur mag niet hoger zijn dan 60° • the temperature must not go above/exceed 60°de prijzen zijn 1000 gulden en hoger • prices start at 1000 guildersje kunt hoog of laag springen maar ik doe het toch niet • I'm not going to do it whatever you do/say -
39 iemand geheimhoudingsplicht opleggen
iemand geheimhoudingsplicht opleggenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand geheimhoudingsplicht opleggen
-
40 iemand het stilzwijgen opleggen
iemand het stilzwijgen opleggenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand het stilzwijgen opleggen
См. также в других словарях:
swear — [ swer ] (past tense swore [ swɔr ] ; past participle sworn [ swɔrn ] ) verb ** 1. ) intransitive to use words that are deliberately offensive, for example because you are angry with someone: That s the first time I ve ever heard him swear. swear … Usage of the words and phrases in modern English
swear — S2 [sweə US swer] v past tense swore [swo: US swo:r] past participle sworn [swo:n US swo:rn] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(offensive language)¦ 2¦(promise)¦ 3¦(state the truth)¦ 4 somebody could have sworn (that) ... 5¦(public promise)¦ 6 swear somebody to… … Dictionary of contemporary English
swear — ► VERB (past swore; past part. sworn) 1) state or promise solemnly or on oath. 2) compel to observe a certain course of action: I am sworn to secrecy. 3) use offensive or obscene language, especially to express anger. ● swear blind Cf. ↑ … English terms dictionary
Swear — Swear, v. i. [imp. {Swore}, formerly {Sware}; p. p. {Sworn}; p. pr. & vb. n. {Swearing}.] [OE. swerien, AS. swerian; akin to D. zweren, OS. swerian, OHG. swerien, G. schw[ o]ren, Icel. sverja, Sw. sv[ a]rja, Dan. sv[ae]rge, Icel. & Sw. svara to… … The Collaborative International Dictionary of English
Swear — Swear, v. t. 1. To utter or affirm with a solemn appeal to God for the truth of the declaration; to make (a promise, threat, or resolve) under oath. [1913 Webster] Swear unto me here by God, that thou wilt not deal falsely with me. Gen. xxi. 23.… … The Collaborative International Dictionary of English
swear — vb swore, sworn, swear·ing [Old English swerian] vt 1: to utter or take solemnly swear an oath 2 a: to assert as true or promise under oath a sworn affidavit … Law dictionary
swear — [swer] vi. swore, sworn, swearing [ME swerien < OE swerian, akin to Ger schwören < IE base * swer , to speak > OSlav svariti, to revile] 1. to make a solemn declaration with an appeal to God or to something held sacred for confirmation… … English World dictionary
Swear — may refer to: * Swearing: to utter an oath or Profanity * The Swear (band) * Swear , a single by Sheena Easton * Swear , a 1980s single by Tim Scott / Tim Scott McConnell * SWEAR or S***R, the London based footwear brand. Check their official… … Wikipedia
swear to — To affirm or identify on oath • • • Main Entry: ↑swear * * * ˈswear to [transitive] usually in negatives [present tense I/you/we/they swear to he/she/it swears to … Useful english dictionary
swear — [v1] declare under oath affirm, assert, attest, avow, covenant, cross one’s heart*, depend on, depose, give one’s word*, give witness, have confidence in, maintain, make an affidavit, pledge oneself, plight, promise, rely on, say so*, state,… … New thesaurus
swear — O.E. swerian take an oath (class VI strong verb; past tense swor, pp. sworen), from P.Gmc. *swarjanan, from root *swar (Cf. O.S. swerian, O.N. sverja, Dan. sverge, O.Fris. swera, M.Du. swaren, O.H.G. swerien, Ger. schwören, Goth … Etymology dictionary