-
1 lutter
lutter [luutee]〈 werkwoord〉1 strijden2 vechten♦voorbeelden:lutter de bonté • wedijveren in goedheidvstrijden, vechten -
2 battre
battre [baatr]♦voorbeelden:le coeur lui bat • zijn hart bonstla porte bat • de deur kleppertle tambour bat • de trommel wordt geroerdla pluie bat contre les vitres • de regen klettert tegen de ruitenbattre des cils, des paupières • met de ogen knipperenle public bat des mains • het publiek klapt in de handenl'oiseau battait des ailes • de vogel klapwiektebattre du tambour • de trommel slaanson coeur bat pour cette jeune fille • zijn hart behoort dat meisje toeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ slaag geven, aframmelen2 verslaan ⇒ overwinnen, bedwingen3 slaan (op, tegen) ⇒ bewerken, kloppen♦voorbeelden:battre qn. avec ses propres armes • iemand met zijn eigen wapenen bestrijdenbattre un record • een record brekenbattre le blé • graan dorsen〈 sport en spel〉 battre les cartes • de kaarten schudden, wassenbattre le fer • ijzer hameren, (koud) smedenbattre monnaie • munten slaanbattre un tapis • een kleed uitkloppenbattre froid à qn. • iemand ijzig behandelen1 vechten ⇒ twisten, ruzie maken♦voorbeelden:se battre avec un problème • met een probleem worstelense battre pour, contre qc. • voor, tegen iets strijden→ oeilje pourrais me battre • ik kan mezelf wel een klap geven1. v2) kloppen3) aframmelen4) verslaan, overwinnen2. se battrev1) vechten, ruzie maken -
3 carcasse
-
4 combat
combat [kõbaa]〈m.〉♦voorbeelden:combat de rue • straatgevechtcombat aérien, naval • luchtgevecht, zeeslagcombat singulier • tweegevechtmarcher au combat • ten strijde trekkensoutenir le bon combat • voor een goede zaak strijdenlivrer combat à qc. • iets bestrijdenêtre mis hors de combat • buiten gevecht gesteld wordenhors combat • uitgeschakeldm1) gevecht2) wedstrijd -
5 combattre
combattre [kõbaatr]♦voorbeelden:combattre de politesse • met elkaar wedijveren in beleefdheidII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vechten met, tegen ⇒ strijden tegen, bestrijden 〈 ook figuurlijk〉1 met elkaar vechten ⇒ elkaar bevechten, bestrijden1. v 2. se combattrev -
6 désespéré
désespéré [deezespeeree]3 hopeloos♦voorbeelden:on a retrouvé le corps du désespéré • men heeft het lichaam gevonden van degene die zich van het leven beroofd heeftun(e) désespéré(e) • wanhopigeadj1) wanhopig2) hardnekkig3) hopeloos -
7 combattre en désespéré
combattre en désespéré -
8 concourir
concourir [kõkoerier]〈 werkwoord〉2 mededingen ⇒ wedijveren, meedoen aan een wedstrijd♦voorbeelden: -
9 concourir pour un titre
concourir pour un titre -
10 se battre pour, contre qc.
Dictionnaire français-néerlandais > se battre pour, contre qc.
-
11 défendre sa carcasse
défendre sa carcasse -
12 militer
-
13 soutenir le bon combat
soutenir le bon combat
См. также в других словарях:
Zeit — 1. Ach, du lewe Tît, hadd öck doch gefrît, wär öck rusch e Wiew geworde. – Frischbier, 4158. 2. Abgeredet vor der Zeit, bringt nachher keinen Streit. – Masson, 362. 3. All mit der Tit kumt Jan in t Wamms un Grêt in n Rock. – Lohrengel, I, 27;… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Strid — Stride Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten … The Collaborative International Dictionary of English
Strid — Stride Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten … The Collaborative International Dictionary of English
Stridden — Stride Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten … The Collaborative International Dictionary of English
Stride — Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten, OHG.… … The Collaborative International Dictionary of English
Striding — Stride Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten … The Collaborative International Dictionary of English
Strode — Stride Stride, v. t. [imp. {Strode}(Obs. {Strid}); p. p. {Stridden}(Obs. {Strid}); p. pr. & vb. n. {Striding}.] [AS. str[=i]dan to stride, to strive; akin to LG. striden, OFries. str[=i]da to strive, D. strijden to strive, to contend, G. streiten … The Collaborative International Dictionary of English
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
stride — strider, n. stridingly, adv. /struyd/, v., strode, stridden /strid n/, striding, n. v.i. 1. to walk with long steps, as with vigor, haste, impatience, or arrogance. 2. to take a long step: to stride across a puddle. 3. to straddle. v.t. 4. to… … Universalium