-
1 barsten
1 [scheuren, splijten] crack ⇒ split, burst 〈 ook figuurlijk〉, 〈 huid ook〉 chap, 〈 huid ook〉 get chapped♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 tot barstens toe vol • crammed, bursting at the seams〈 figuurlijk〉 barst! • damn!barst jij! • go to hell!liegen dat men barst • lie through one's teeth -
2 begillen
〈wederkerend werkwoord; zich begillen〉♦voorbeelden:zich begillen van het lachen • split one's sides laughing, scream with laughter -
3 lachen
2 [bespotten, schertsen] laugh at3 [(leed)vermaak hebben] laugh about/at♦voorbeelden:hij kon zijn lachen niet houden • he couldn't help laughing〈 figuurlijk〉 als hij dat merkt dan kunnen we nog lachen • if he notices, then we're in troublelaat me niet lachen • don't make me laughik zie niet in wat er te lachen valt • I don't see what's so funnyhet lachen zal hem wel vergaan • he won't laugh (for) longfijntjes lachen • smile quietlyschaterend/luidkeels lachen • roar with laughteriemand aan het lachen maken • make someone laughin zichzelf lachen • laugh to oneselfom/over iets lachen • laugh about/attegen iemand lachen • laugh at someonezich bescheuren van het lachen • split one's sides laughingdubbel/krom liggen van het lachen • be doubled over with laughterlachen is gezond • laughter is the best medicine2 daar lacht hij om • he just laughs at that, he doesn't take that seriouslydaar kun je nu wel om lachen, maar … • it's all very well/all fine and well to laugh, but …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door lachen in een toestand komen] laugh♦voorbeelden: -
4 zich te barsten lachen
zich te barsten lachen————————zich te barsten lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich te barsten lachen
-
5 breuk
3 [medicijnen, geneeskunde] [fractuur] fracture6 [rekenkundig] fraction♦voorbeelden:een breuk hebben/krijgen • have/get a herniazich een breuk aan iets tillen • (nearly) rupture oneself lifting something5 een breuk veroorzaken tussen mensen • cause a rift/split between peoplesamengestelde breuk • complex/compound fractionrepeterende breuk • recurring decimal -
6 kapot
♦voorbeelden:dat kopje is kapot • that cup is broken/crackedhet raam was kapot • the window was broken/smashedde sigarettenautomaat is kapot • the cigarette machine is out of orderzich kapot vervelen • be bored stiff/to tearszich kapot werken • work one's fingers to the bonekapot zitten • be dead tiredkapot van vermoeidheid • worn out, exhaustedkapot van verdriet • broken(-hearted) with griefhij is niet kapot te krijgen • he's a tough one/cookieergens kapot van zijn • be (all) cut up about something5 ik ben er niet kapot van • I'm not mad/wild about it -
7 ongeluk
2 [ongunstige toestand] misfortune3 [(verkeers)ongeval] (traffic) accident♦voorbeelden:een ongeluk begaan aan iemand • cause someone an injurykijk uit, er gebeuren ongelukken! • look out, or you'll have an accident!een ongeluk krijgen • have an accidenteen ongeluk zit in een klein hoekje • accidents can happenhij zou zich eens een ongeluk kunnen begaan • he might do something to himselfbij/per ongeluk • accidentally, by accidentper ongeluk iets verklappen • inadvertently let something slipzich een ongeluk lachen • split one's sides (laughing)iemand zich een ongeluk laten schrikken • scare the wits out of someonezich een ongeluk schreeuwen • shout one's head offwe schrokken ons een ongeluk • we had a terrible fright -
8 bescheuren
〈wederkerend werkwoord; zich bescheuren〉 〈 informeel〉♦voorbeelden: -
9 doodlachen
〈wederkerend werkwoord; zich doodlachen〉♦voorbeelden: -
10 rot
rot1I 〈 het〉3 [rij manschappen] file4 [vier tegen elkaar gezette geweren] stack♦voorbeelden:II 〈de〉♦voorbeelden:————————rot2♦voorbeelden:door en door rot, zo rot als een mispel • rotten to the corehet is om je rot te lachen • it's enough to make a cat laughzich rot lachen • split one's sides laughingzich rot vervelen • be bored to tears -
11 zich begillen van het lachen
zich begillen van het lachensplit one's sides laughing, scream with laughterVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich begillen van het lachen
-
12 zich bescheuren van het lachen
zich bescheuren van het lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich bescheuren van het lachen
-
13 zich een breuk lachen
zich een breuk lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich een breuk lachen
-
14 zich een ongeluk lachen
zich een ongeluk lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich een ongeluk lachen
-
15 zich kapot lachen
zich kapot lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich kapot lachen
-
16 zich rot lachen
zich rot lachenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich rot lachen
-
17 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
18 splitsen
2 [met betrekking tot touwen, kabels] splice3 [scheikunde] separate, split up♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich splitsen〉♦voorbeelden: -
19 delen
♦voorbeelden:1 bacteriën vermenigvuldigen zich door zich te delen • bacteria multiply by division/fissionin tweeën delen • divide in twohet verschil delen • split the differenceu moet kiezen of delen • you may take it or leave iteerlijk delen • share and share alikesamen delen • go halveseen kamer delen met • share a room with♦voorbeelden:iemand in zijn vreugde laten delen • share one's joy with someone1 [meevoelen] share♦voorbeelden: -
20 versnipperen
1 [in snippers snijden] cut up (into pieces)♦voorbeelden:het is gevaarlijk je tijd en krachten te zeer te versnipperen • it's dangerous to spread yourself too thin♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
split one's sides (N. Amer. also split a gut) — informal be convulsed with laughter. → split … English new terms dictionary
split one's sides — ► split one s sides informal be convulsed with laughter. Main Entry: ↑split … English terms dictionary
split one's vote — ● vote … Useful english dictionary
split one's sides — phrasal : to laugh heartily or immoderately * * * split one s sides see under ↑split • • • Main Entry: ↑side split one s sides To laugh immoderately • • • Main Entry: ↑split * * * split one s sides (also split a gu … Useful english dictionary
split one's sides — verb To laugh hysterically Madcap Ciss with her golliwog curls. You had to laugh at her sometimes. For instance when she asked you would you have some more Chinese tea and jaspberry ram and when she drew the jugs too and the mens faces on her… … Wiktionary
split one's sides — phrasal to laugh heartily … New Collegiate Dictionary
split one's sides — burst with laughter, laugh uncontrollably … English contemporary dictionary
One King Down — Origin Albany, New York Genres Hardcore punk Years active 1994–2002 Labels Equal Vision One King Down was a straight edge … Wikipedia
split — ► VERB (splitting; past and past part. split) 1) break forcibly into parts. 2) divide into parts or groups. 3) (often split up) end a marriage or other relationship. 4) (be splitting) informal (of one s head) suffering great pain from a he … English terms dictionary
split — (v.) 1580s, from M.Du. splitten, from P.Gmc. *spl(e)it (Cf. Dan., Fris. splitte, O.Fris. splita, Ger. spleißen to split ), from PIE * (s)plei to split, splice (see FLINT (Cf. flint)). Meaning leave, depart first recorded 1954, U.S. slang. Of… … Etymology dictionary
split — verb (splits, splitting, split) 1》 break or cause to break forcibly into parts. ↘cause the fission of (an atom). 2》 divide or cause to divide into parts or groups. ↘(often split up) end a marriage or other relationship. 3》 informal (of… … English new terms dictionary