-
1 bartender
-
2 cupbearer
-
3 wait
n. wachttijd, oponthoud; hinderlaag; (in meerv.) lid v.e. groep zangers op Kerstmis--------v. wachten; bedienen (voedsel); als serveerder gebruiken; bedienen, dienen; uitstellenwait1[ weet] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wachttijd ⇒ (het) wachten, oponthoud♦voorbeelden:————————wait21 wachten♦voorbeelden:wait a minute! • wacht even!they waited ten minutes • ze hebben tien minuten gewachthe cannot wait to go home • hij zit te springen om naar huis te gaanI'll do it while you wait • het is zo klaar, u kunt erop wachtenwait (up)on someone • iemand (be)dienen(just) you wait! • wacht maar (jij)!〈 informeel〉 wait for it! • wil je wel eens wachten!, wacht! 〈 op het geschikte moment〉; 〈 Brits-Engels〉en nu komt het!wait for me! • niet zo vlug!you needn't wait up for me • je hoeft voor mij niet op te blijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedienen♦voorbeelden: -
4 waiter
-
5 bringer
n. haalt, brengt; serveerder -
6 waited tables
werkte als serveerder -
7 waitperson
n. serveerder; serveerster -
8 waitron
n. iemand die serveert in restaurants of pubs (neutrale term voor serveerder en serveerster) -
9 serveur
serveur [servur],serveuse [serveuz]〈m., v.〉1 ober, serveerster ⇒ kelner(in)2 〈 kaartspel〉gever, geefster1. m1) databank [computer]2) server [computer]2. serveur/-eusem/f1) ober/serveerster2) gever/geefster [kaarten]3) server [tennis] -
10 servant
servant [servã]〈m.〉 -
11 Aufschläger
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский