-
1 overlaten
1 laisser (qc. à qn.)♦voorbeelden:de service laat veel te wensen over • le service laisse beaucoup à désirerje kunt (aan) hem niets overlaten • il est incapable de se débrouiller tout seulde beslissing overlaten aan iemand • laisser décider qn.er is niets aan het toeval overgelaten • rien n'a été laissé au hasard -
2 groeien
2 [toenemen] grandir♦voorbeelden:zij is zes pond gegroeid • elle a pris trois kilosgroeien en bloeien • prospérerzijn baard laten groeien • laisser pousser sa barbehet kind moet er nog van groeien • laissez manger cet enfant, il doit encore grandirwat ben je gegroeid! • comme tu as grandi!bramen groeien in het wild • les mûres poussent à l'état sauvage〈m.b.t. personen〉 uit elkaar groeien • s'éloigner, s'écarteruit zijn kleren groeien • grandir au point que les vêtements ne vont pluser zal een goede lerares uit haar groeien • elle fera un bon professeurhet groeien • la croissance→ link=hoofd hoofdmen zag de stapel groeien • on voyait la pile grandir -
3 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
4 kapitaal
kapitaal1I 〈 het〉♦voorbeelden:vast belegd kapitaal • capital fixehet benodigde kapitaal bezitten om iets te doen • posséder les fonds nécessaires pour faire qc.een bedrijf met gemengd kapitaal • une entreprise mixterenteloos, dood kapitaal • capital improductifeen kapitaal beleggen • placer un capitalkapitaal investeren in een zaak • engager des capitaux dans une affairezijn kapitaal renteloos laten liggen • laisser chômer son capitalkapitaal naar het buitenland overbrengen • expatrier des capitauxvan zijn kapitaal teren • manger son capitaleen man van kapitaal • un homme fortunéII 〈de〉♦voorbeelden:————————kapitaal21 [algemeen] capital2 [voortreffelijk] excellent♦voorbeelden:een kapitale fout • une faute monumentale -
5 lust
♦voorbeelden:1 tijd en lust ontbreken me om … • le temps et l'envie me manquent pour …de lust bekroop haar om … • l'envie la prit de …dat beneemt je de lust om … • c'est à vous dégoûter de …iemand de lust tot iets benemen • faire passer à qn. l'envie de qc.nergens lust in hebben • n'avoir goût à riende lust is mij vergaan • l'envie m'en est passéezijn lusten botvieren • assouvir ses passionswerken, dat het een (lieve) lust is • travailler de bon coeurhet is een lust om … • c'est un plaisir de …lust in het leven hebben • aimer la vieeen lust voor het oog zijn • être un régal pour les yeuxwel de lusten maar niet de lasten willen hebben • vouloir manger les raisins et laisser les pépins -
6 uitspreken
2 [uiten] exprimer3 [uitpraten] finir (sa phrase)♦voorbeelden:hoe moet je dit woord uitspreken? • comment faut-il prononcer ce mot?zijn woorden onduidelijk uitspreken • manger ses motsalle eigennamen verkeerd uitspreken • écorcher tous les noms propreseen oordeel uitspreken • exprimer un jugement3 iemand laten uitspreken • laisser finir qn.II 〈wederkerend werkwoord; zich uitspreken〉1 [zich verklaren] se prononcer (en faveur de qc., contre qc.) -
7 wel de lusten maar niet de lasten willen hebben
Deens-Russisch woordenboek > wel de lusten maar niet de lasten willen hebben
См. также в других словарях:
Se laisser manger la laine sur le dos — ● Se laisser manger la laine sur le dos se laisser exploiter … Encyclopédie Universelle
laisser — [ lese ] v. tr. <conjug. : 1> • XIIIe; laszier fin IXe; lat. laxare « relâcher » I ♦ Ne pas intervenir. 1 ♦ (Suivi d un inf.) Ne pas empêcher de (⇒ consentir, permettre). Laisser partir qqn. Laisse moi rire. « Il ouvre un large bec, laisse… … Encyclopédie Universelle
manger — 1. (man jé. Le g prend un e devant a et o : mangeant, mangeons) v. a. 1° Mâcher et avaler quelque aliment. 2° Absolument, prendre des aliments. 3° Absolument, prendre ses repas. 4° Il se dit des insectes qui rongent certains objets.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
manger — 1. manger [ mɑ̃ʒe ] v. tr. <conjug. : 3> • 1080; lat. manducare « mâcher » 1 ♦ Avaler pour se nourrir (un aliment solide ou consistant) après avoir mâché. ⇒ absorber, consommer, ingérer, ingurgiter, prendre; fam. bouffer, boulotter, s… … Encyclopédie Universelle
LAISSER — v. a. Quitter ; se séparer d une personne ou d une chose qui reste dans l endroit dont on s éloigne. Il a laissé son fils à Paris. Il a laissé ses gens à la porte de la ville. Il avait laissé sa voiture à Lyon. J ai laissé votre ami à la campagne … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
LAISSER — v. tr. Quitter, se séparer d’une personne ou d’une chose qui reste dans l’endroit dont on s’éloigne. Il a laissé son fils à Paris. Je l’ai laissé seul chez lui. J’ai laissé votre père en bonne santé. Laisser sa maison sous bonne garde. Laisser… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
laisser — (lê sé) v. a. Ce verbe, qui, comme on peut le voir à l étymologie, vient de laxare, et signifie proprement lâcher, a deux significations principales qui dérivent de cette étymologie : par l une, il veut dire se séparer de ; par l autre, ne pas … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Avaler, manger tout cru quelqu'un — ● Avaler, manger tout cru quelqu un ne pas lui laisser le moindre espoir de se défendre … Encyclopédie Universelle
Ne pas se laisser abattre — ● Ne pas se laisser abattre manger de très bon appétit … Encyclopédie Universelle
laine — [ lɛn ] n. f. • déb. XIIe; lat. lana 1 ♦ Matière souple provenant du poil de l épiderme des ovidés et de quelques autres mammifères, constituée par des fibres pouvant être utilisées comme textile. Bêtes à laine : agneaux, brebis, béliers, moutons … Encyclopédie Universelle
dos — [ do ] n. m. • 1080; lat. pop. dossum, class. dorsum, appliqué surtout aux animaux, et qui a éliminé tergum I ♦ 1 ♦ Partie du corps de l homme qui s étend des épaules jusqu aux reins, de chaque côté de la colonne vertébrale. Être large de dos. ⇒… … Encyclopédie Universelle