-
1 Anblick
Anblick〈m.〉♦voorbeelden:1 beim, im Anblick der Hinrichtung • bij de aanblik, het zien van de terechtstelling -
2 Schau
〈v.; Schau, Schauen〉1 tentoonstelling, vertoning♦voorbeelden:zur Schau tragen • te kijk, te koop lopen met, tentoonspreiden3 〈 informeel〉 eine, die große Schau abziehen • (a) zijn nummer(tje) opvoeren; (b) er flink tegenaan gaan〈 jeugdtaal〉 mach keine Schau! • stel je niet zo aan! -
3 Schauspiel
-
4 Spektakel
-
5 ein Anblick für die Götter
ein Anblick für die Göttereen goddelijk, kostelijk gezicht, schouwspelWörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein Anblick für die Götter
-
6 ein fesselndes Bild
een boeiend, fascinerend schouwspel -
7 fesseln
fesseln♦voorbeelden:2 ein fesselndes Bild • een boeiend, fascinerend schouwspelvon jemandem gefesselt sein • van iemand gecharmeerd zijn
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский