-
1 schatten
1 [taxeren] évaluer2 [een waarde hechten aan; houden voor] estimer♦voorbeelden:de afstand schatten • apprécier la distanceeen huis schatten • taxer la valeur d'une maisonhoe oud schat je hem? • quel âge lui donnes-tu?2 iemand niet hoog schatten • avoir une piètre opinion de qn. -
2 schatten
-
3 schatten
apprécier, estimer, évaluer, taxer -
4 schatten aan iets verdienen
schatten aan iets verdienen -
5 de afstand schatten
de afstand schatten -
6 een huis schatten
een huis schatten -
7 het aantal bezoekers schatten
het aantal bezoekers schatten -
8 iemand niet hoog schatten
iemand niet hoog schattenavoir une piètre opinion de qn. -
9 iets, iemand op zijn juiste waarde schatten
iets, iemand op zijn juiste waarde schattenapprécier qc., qn. à sa juste valeurDeens-Russisch woordenboek > iets, iemand op zijn juiste waarde schatten
-
10 naar waarde schatten
naar waarde schatten -
11 waarde
♦voorbeelden:de absolute waarde van een getal • la valeur absolue d'un nombrevan gelijke waarde • équivalentvan onschatbare waarde zijn • n'avoir pas de prixwaarde aan iets hechten • attacher de la valeur à qc.veel waarde aan iets hechten • tenir beaucoup à qc.de gulden vermindert in waarde • le florin se dévaloriseiets beneden de waarde verkopen • vendre qc. au-dessous de sa valeuriemand in zijn waarde laten • ne pas humilier qn.naar waarde schatten • estimer à sa juste valeuriets, iemand op zijn juiste waarde schatten • apprécier qc., qn. à sa juste valeurter waarde van • d'une valeur devan nul en generlei waarde • sans aucune valeur -
12 achterstellen
-
13 een fijne neus voor iets hebben
een fijne neus voor iets hebbenDeens-Russisch woordenboek > een fijne neus voor iets hebben
-
14 miskenning
-
15 neus
♦voorbeelden:een fijne neus voor iets hebben • 〈 opmerken〉 flairer qc. instantanément; 〈 waarde schatten〉 avoir du nezeen frisse neus halen • prendre un bol d'aireen lange neus maken (tegen iemand) • faire un pied de nez (à qn.)een lopende neus hebben • avoir le nez qui coulehet is zijn neus voorbijgegaan • ça lui a passé sous le nezzijn neus ophalen • reniflerzijn neus snuiten • se moucherzijn neus overal in steken • fourrer son nez partoutzijn neus in de wind steken • porter le nez au ventzijn neus stoten • se casser le nezneuzen tellen • compter les têtes〈 schertsend〉 ja, mijn neus! • mon oeil!dat ga ik jou niet aan je neus hangen • je ne risque pas de te le direiemand bij de neus hebben, nemen • mener qn. en bateaudoor de neus spreken • parler du nezlangs zijn neus weg • comme si de rien n'étaitje staat er met je neus bovenop • tu as le nez dessusaltijd met zijn neus in de boeken zitten • avoir toujours le nez dans les livresiemand met zijn neus op de feiten drukken • forcer qn. à regarder la réalité en facemet zijn neus in de boter vallen • avoir une veine de cocuje kijkt met je neus! • mets des lunettes!met zijn neus kijken • avoir le nez sur qc.wit om de neus zien • être blanc comme un linge〈 figuurlijk〉 iemand iets onder zijn neus wrijven • jeter des reproches au nez de qn.sta niet uit je neus te eten • ne reste pas là à te tourner les pouceshet komt me mijn neus uit • j'en ai par-dessus la têteuit zijn neus bloeden • saigner du nez〈 figuurlijk〉 iemand iets voor de neus wegnemen, wegkapen • souffler qc. au nez de qn.niet verder kijken dan je neus lang is • ne pas voir plus loin que le bout de son nez〈 spreekwoord〉 wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht • qui coupe son nez défigure son visage¶ dat examen is een wassen neus • cet examen, c'est de la frimeiemand iets door de neus boren • faire passer qc. sous le nez de qn. -
16 prijzen
-
17 schat
♦voorbeelden:een schat aan gegevens • quantité de renseignementseen schat van bijzonderheden • une grande richesse de détailsje bent een schat • tu es un trésoreen schat van een vrouw • un amour de femme
См. также в других словарях:
Schatten — von Teilen eines Kaktus auf einer Wand … Deutsch Wikipedia
Schatten — Schatten: Das altgerm. Substantiv lautet älter nhd. Schatte, Schatten, mhd. schate‹we›, ahd. scato, got. skadus, niederl. schaduw, engl. shade, shadow und ist verwandt mit norw. skodde »Nebel«. Es beruht mit verwandten Wörtern in anderen idg.… … Das Herkunftswörterbuch
schatten — Schatten: Das altgerm. Substantiv lautet älter nhd. Schatte, Schatten, mhd. schate‹we›, ahd. scato, got. skadus, niederl. schaduw, engl. shade, shadow und ist verwandt mit norw. skodde »Nebel«. Es beruht mit verwandten Wörtern in anderen idg.… … Das Herkunftswörterbuch
Schatten [1] — Schatten. Wenn Licht einer Lichtquelle auf absorbierende oder reflektierende Körper trifft, so entsteht hinter diesen ein lichtärmeres Gebiet, der Schattenraum. Auf einer den Schattenraum durchschneidenden lichtauffangenden Fläche, dem… … Lexikon der gesamten Technik
Schatten [1] — Schatten, der dunkle Raum hinter einem von einer Lichtquelle beleuchteten undurchsichtigen Körper, in den dieser die geradlinig sich fortpflanzenden Lichtstrahlen zu dringen verhindert. Ist die Lichtquelle ein Punkt (Fig. 1 J), so bildet der S.… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Schatten [3] — Schatten. Ein verschwommener Umriß des Schlagschattens tritt stets auf, wenn die Lichtquelle wie z.B. die Sonne eine meßbare scheinbare Größe hat. Bei den Schattenkonstruktionen der darstellenden Geometrie setzt man eine im… … Lexikon der gesamten Technik
Schatten — Schatten, verb. reg. act. et neutr. im letzten Falle mit dem Hülfsworte haben. 1) Einen Schatten werfen, Schatten geben, Schatten machen, doch nur in den Zusammensetzungen beschatten, umschatten und überschatten. 2) Für schattiren, in welcher… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Schatten [2] — Schatten. Bei den Schattenkonstruktionen (s.d., S. 657) der darstellenden Geometrie nimmt man eine punktförmige Lichtquelle an. Die einen Körper einhüllenden Strahlen bilden jetzt eine Kegelfläche allgemeinster Art; die Kurve, längs welcher diese … Lexikon der gesamten Technik
Schatten — (älter Schatte) Sm std. (8. Jh.), mhd. schate(we), ahd. scato, mndd. schade(we), schaduwe, mndl. sc(h)ade Stammwort. Aus g. * skaþwa m. Schatten , auch in gt. skadus, ae. sceadu f. Außergermanisch vergleichen sich zunächst air. scáth, kymr.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Schatten — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Bsp.: • Sein Schatten folgte ihm überall(hin) (auch fig.). • Sie saßen im Schatten eines Apfelbaumes … Deutsch Wörterbuch
Schatten — (lat. Umbra), 1) Raum, in welchen die von einem leuchtenden Punkte od. Körper ausgehenden Lichtstrahlen sich nicht verbreiten können, nachdem sie vorher auf einen undurchsichtigen Körper gefallen sind. Wird dieser Raum nicht durch Licht aus… … Pierer's Universal-Lexikon