-
1 agglomerate
adj. opeengestapeld--------v. (zich) opeenhopen/stapelenagglomerate1[ əglommərət] 〈zelfstandig naamwoord; bijvoeglijk naamwoord〉————————agglomerate2[ əglomməreet] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: agglomeration〉1 (zich) opeenhopen/stapelen ⇒ samenklonteren -
2 clog
n. verstopping (ook hetgeen een verstopping veroorzaakt)--------v. dichtstoppen; moeilijk maken; in de weg zittenclog1[ klog] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klomp————————clog2〈 clogged〉1 verstopt raken ⇒ dicht gaan zitten, verstoppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:clogged with dirt • totaal vervuild -
3 conglomerate
n. groep of massa gevormd door verscheidene elementen; groot bedrijf gevormd door opkomst van veschillende bedrijven--------v. ophopen, accumulerenconglomerate1[ kənglommərət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————conglomerate2————————conglomerate31 samenklonteren ⇒ samenballen, (zich) tot een massa verenigen -
4 conglomeration
-
5 lump together
-
6 lump
adj. inclusief (bedrag); klonterig--------n. klont, klomp, brok; bult, knobbel; massa, hoop--------v. iets (maar moeten) slikken; over een kam scherenlump1[ lump] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klont ⇒ klomp, brok3 massa ⇒ hoop, boel♦voorbeelden:————————lump2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 pack
n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf--------v. (in)pakken, zijn koffer pakkenpack1[ pæk]1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉♦voorbeelden:pack of nonsense • hoop onzinthis season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoenII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉♦voorbeelden:————————pack23 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen♦voorbeelden:3 pack into • zich verdringen/persen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben♦voorbeelden:packed lunch • lunchpakketthe theatre was packed with people • het theater was afgeladen -
8 clotting
n. klontering, het samenklonteren -
9 to clot
klonterensamenklonteren -
10 to coagulate
coagulerenklonterensamenklonterenstremmenverstijven
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский