-
1 to bind together
samenbinden -
2 to tie together
samenbindensamenknopen -
3 bundle
n. bundel; organisatie--------v. samenbinden; bundelenbundle1[ bundl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bundel ⇒ bos; pak(ket); zenuw/spier/vezelbundel♦voorbeelden:1 bundle of joy • wolk van een kind, honneponhe's a bundle of nerves • hij is één bonk zenuwen————————bundle2〈 werkwoord〉1 bundelen ⇒ samenbinden/pakken/vouwen2 proppen ⇒ (weg)stouwen/stoppen, induwen/proppen♦voorbeelden:2 the terrorists bundled the banker into a car and drove away • de terroristen werkten de bankier hals over kop een auto in en reden weg -
4 вязать
binden, samenbinden ; breien, haken -
5 переплетать
v1) gener. binden (книгу), inbinden (книги), samenbinden (в один переплёт), doorwerken (met-÷åì-ô.), doorweven (met- ÷åì-ô.)2) anat. (косу,волосы и т.д) vervlechten -
6 связывать
v1) gener. verband leggen, samenstrengelen, binden, knevelen, koppelen, samenbinden, strengelen, stuiken (в пучки, снопы и т.п.), voegen, aaneenknopen, aaneenvoegen, ineenyoegen, samenvoegen, schakelen, vastknopen, verbinden2) eng. lassen -
7 graft
n. ent; smeergeld--------v. enten, planten; samenstellen (in de landbouw); smeergeld aannemengraft1[ gra:ft] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————graft2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 enten ⇒ samenbinden, inplanten♦voorbeelden: -
8 hog-tie
-
9 lock
n. slot; sluis; lok--------v. sluiten; in sluis opsluiten; stoppen; samenbinden; opgenomen wordenlock17 〈 rugby〉voorwaartse in de tweede/derde rij van de scrum♦voorbeelden:1 her golden locks • haar gouden lokken/haar¶ lock, stock, and barrel • in zijn geheel, alles inbegrepen————————lock21 sluiten ⇒ gesloten/vergrendeld (kunnen) worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 the child had locked himself in/out • het kind had zichzelf ingesloten/buitengesloten -
10 tape
n. taperecorder; band; film--------v. met een lint of band vastmaken; opnemen op een bandtape1[ teep] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lint ⇒ band, koord4 (magneet)band ⇒ geluidsband, videoband5 (plak/kleef)band ⇒ tape♦voorbeelden:insulating tape • isolatieband2 breast the tape • het finishlint doorbreken, winnen5 adhesive tape • plak/kleefband————————tape21 (vast)binden ⇒ inpakken, samenbinden♦voorbeelden:tape something off • iets afplakken -
11 colligate
v. samenvoegen of samenbinden; verenigen of verbindingen leggen tussen feiten door algemene beschrijving of hypothese die op hen betrekking hebben -
12 hogtie
v. de poten samenbinden van-; met handen en voeten vastbinden -
13 transgenic
adj. transgeen, behoort tot samenbinden van DNA-gedeelten van twee verschillende genomen (in geneeskunde) -
14 weds
v. trouwen, in huwelijk treden; samenbinden; zich ten volle richten op; opgaan (in vergezicht) -
15 liasse
-
16 relier
-
17 coupler
-
18 mettre en liasse
mettre en liassebundelen, samenbinden -
19 trousser
trousser [troesee]〈 werkwoord〉1 opstropen ⇒ oplichten, optillen2 opbinden ⇒ samenbinden, bij elkaar binden♦voorbeelden:article bien troussé • smeuïg artikelcompliment bien troussé • aardig ingekleed compliment -
20 abbinden
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский