-
1 auskommen
auskommen♦voorbeelden: -
2 reichen
reichen1 genoeg, voldoende, toereikend zijn♦voorbeelden:solange der Vorrat reicht • zolang de voorraad strektdanke, es reicht • dank je, ik heb genoeg〈 informeel〉 mir reicht es! • ik heb er schoon genoeg van!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)reiken ⇒ geven, toereiken♦voorbeelden: -
3 Mann
Mann1〈m.; Mann(e)s, Männer〉♦voorbeelden:ein Mann der Tat • een man van de daad〈 sport en spel〉 der freie Mann • de vrije man, de liberoein ganzer Mann • een flinke ventder kluge Mann baut vor • voorkomen is beter dan genezen〈 informeel〉 mein lieber Mann! • mijn beste kerel!der schwarze Mann • de boeman〈 informeel〉 den starken Mann markieren, mimen, spielen • de branie, durfal uithangen〈 informeel〉 ein toter Mann sein • afgedaan hebben, uitgerangeerd zijndas (er)nährt seinen Mann • daar kun je van rondkomener hat seinen Mann gefunden • hij heeft zijn evenknie gevondenseinen Mann stehen, stellen • zijn mannetje staan〈 scheepvaart〉 alle Mann an Deck! • alle hens aan dek!etwas an den Mann bringen • iets aan de man brengender Mann im Mond • het mannetje van de maanmit Mann und Maus untergehen • met man en muis vergaanwie ein Mann • als één man〈 spreekwoord〉 ein Mann, ein Wort • een man een man, een woord een woord————————Mann2〈m.; Mann(e)s, Mannen〉 〈 geschiedenis〉1 leenman, vazal -
4 ausreichen
-
5 das er nährt seinen Mann
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das er nährt seinen Mann
-
6 einrichten
einrichten♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
7 hinkommen
hinkommen♦voorbeelden:2 wo kommt dieses Buch hin? • waar hoort, komt dit boek te staan?wo ist das Buch bloß hingekommen? • waar is het boek toch gebleven? -
8 hinlangen
hinlangen♦voorbeelden:2 〈 sport en spel〉 die Mannschaft hat ganz schön hingelangt • het elftal is behoorlijk ertegenaan gegaan -
9 knapp
3 niet helemaal, bijna4 vlak, dicht5 nauw(sluitend), krap♦voorbeelden:und nicht zu knapp! • en geen klein beetje!knapp(e) zwanzig Jahre alt • bijna twintig jaar oudknapp auskommen • nauwelijks rondkomen -
10 knapp auskommen
-
11 mit dem Lohn auskommen
mit dem Lohn auskommen -
12 mit dem Taschengeld nicht ausreichen
mit dem Taschengeld nicht ausreichenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit dem Taschengeld nicht ausreichen
-
13 nicht mit dem Geld reichen
nicht mit dem Geld reichenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > nicht mit dem Geld reichen
-
14 sie weiß sich einzurichten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sie weiß sich einzurichten
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский