-
81 last-minute
-
82 meemaken
1 [beleven] vivre2 [een reis volbrengen] participer à♦voorbeelden:zoiets heb ik nog nooit meegemaakt • je n'ai jamais vu çaheel wat (ellende) meemaken • en voir (de rudes,) de belles -
83 notitieboekje
♦voorbeelden:notitieboekje op reis • carnet de voyage -
84 onvoldaan
1 [onbetaald] non réglé2 [onbevredigd; van onvoldaanheid getuigend] insatisfait♦voorbeelden:2 wij zetten onvoldaan de reis voort • déçus, nous poursuivîmes le voyage -
85 overtocht
♦voorbeelden: -
86 pakweg
-
87 passeren
1 [voorbijgaan] passer (devant)2 [door-, overtrekken; overschrijden] passer3 [+ voor][doorgaan voor] passer (pour)4 [voorvallen] se passer5 [slagen] passer un examen avec succès♦voorbeelden:iemand passeren • passer devant qn.mag ik even passeren? • vous permettez?2 hij is op zijn reis Amsterdam gepasseerd • au cours de son voyage, il est passé par Amsterdameen dagje passeren in Scheveningen • passer une journée à Scheveninguehet aantal leden is de duizend gepasseerd • le nombre des adhérents a dépassé le millierde grens passeren • passer la frontièrede vijftig gepasseerd zijn • avoir dépassé la cinquantainedat mag ik niet laten passeren • je ne peux pas laisser passer çaweet je wat mij gepasseerd is? • tu sais ce qui m'est arrivé? -
88 pleisterplaats
-
89 reisgelegenheid
-
90 reiskosten
♦voorbeelden:reiskosten declareren • déclarer ses frais de déplacement -
91 reistijd
-
92 reizend
1 [op reis zijnde] en voyage2 [van plaats tot plaats gaand] itinérant♦voorbeelden:een reizend toneelgezelschap • une troupe (de théâtre) ambulante -
93 relaas
♦voorbeelden:een droevig relaas • une histoire tristezijn relaas onderbreken • interrompre son récit -
94 schilderen
1 [algemeen] peindre2 [beschrijven] dépeindre♦voorbeelden:zijn huis laten schilderen • faire peindre sa maisoneen bruin geschilderde kast • une armoire peinte en marroniemand zwart schilderen • dire du mal de qn.op doek schilderen • peindre sur toilehet schilderen • la peinture -
95 snoepreisje
-
96 status
♦voorbeelden:1 mijn status vereist dat ik eerste klas reis • vu ma position sociale, je me dois de voyager en première classe -
97 stormachtig
♦voorbeelden:stormachtige debatten • débats orageuxeen stormachtige reis • un voyage dans la tempêteeen stormachtige zee • une mer agitéehet bleef stormachtig • la tempête persistaitiemand stormachtig toejuichen • accueillir qn. d'un tonnerre d'applaudissements -
98 terug
1 [achteruit] en arrière2 [naar het punt van vertrek; weerom] de retour3 [geleden] il y a4 [Algemeen Zuid-Nederlands][weer, opnieuw] de nouveau♦voorbeelden:terug jij! • en arrière!de reis terug • le voyage de retourik ben zo terug • je reviens dans une minutezodra ik terug ben • dès mon retourgeld terug moeten hebben • 〈 wisselgeld〉 avoir de la monnaie à recevoir (en retour); 〈 terugbetaling〉 avoir droit à un remboursementterug hebben van 25 gulden • pouvoir rendre la monnaie de 25 florinswij moeten morgen terug zijn • nous devons être de retour demainheen en terug • aller et retourterug in de tijd • en remontant le cours du tempsterug naar af • retour à la case départterug uit het buitenland • de retour de l'étrangerterug van weg geweest • de retour¶ daar heeft hij niet van terug • 〈 daar heeft hij geen antwoord op〉 cela lui cloue le bec; 〈 dat gaat boven zijn macht〉 cela dépasse ses possibilitésna zoveel jaar ken je haar niet meer terug • après tant d'années elle est méconnaissable -
99 tocht
♦voorbeelden:op de tocht (komen te) staan • (aller,) être dans un courant d'air; 〈 figuurlijk〉 (aller,) être dans une situation critiqueeen plan op de tocht zetten • mettre la réalisation d'un projet en dangereen tocht langs alle kroegen • la tournée des bistrotseen tocht naar de noordpool • une expédition au pôle Nord -
100 uitrusten
1 [rusten tot men niet moe meer is] se reposer♦voorbeelden:uitrusten van de vermoeienissen van de reis • se remettre des fatigues du voyageII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [van het nodige voorzien] équiper (de); 〈m.b.t. gereedschap, materiaal〉 outiller; 〈m.b.t. schip〉 armer♦voorbeelden:zich uitrusten met • s'équiper de
См. также в других словарях:
reis — reis … Dictionnaire des rimes
Reis — Rispe Reis ist ein aus der Reispflanze (Oryza sativa) gewonnenes Lebensmittel. Reis zählt zu den wichtigsten sieben Getreidearten und bildet als Grundnahrungsmittel die Nahrungsgrundlage eines großen Teils der Menschheit. Verschiedene Getreide,… … Deutsch Wikipedia
Reis — is the Portuguese word for kings. It may mean a number of different things:urnameReis is a common surname in the Portuguese language, namely in Portugal and Brazil. It was originally a Christian devotional family name of the Middle Ages, probably … Wikipedia
Réis — Reis bezeichnet Reis, die Pflanze bzw. Frucht Reisig, einen dünnen Zweig den Spross eines Gehölzes Edelreis, den Jungtrieb einer Kultursorte im Obstbau Fischreis, einen künstlichen Laich und Hegeplatz von Fischen Reis (Admiral), einen… … Deutsch Wikipedia
Reis — [rai̮s], der; es: a) (in warmen Ländern wachsende, zu den Gräsern gehörende) hochwachsende Pflanze mit breiten Blättern und langen Rispen (deren Früchte in bestimmten Ländern ein Grundnahrungsmittel darstellen): Reis anbauen, pflanzen, ernten. b) … Universal-Lexikon
reis — ● reis nom masculin (turc reis) Titre de plusieurs officiers ou dignitaires de l Empire ottoman. Titre donné aux capitaines de corsaires, chez les Barbaresques. ● rei, reis nom masculin (portugais rei) Ancienne monnaie, de faible valeur, du… … Encyclopédie Universelle
Réis — Saltar a navegación, búsqueda El réis es una deformación de la palabra portuguesa reais, plural de la moneda real (que significa lo mismo que en castellano: perteneciente al rey o propio de un rey ). Fue la moneda de Portugal desde de 1500 hasta… … Wikipedia Español
Reis [1] — Reis (Oryza L.), Gattung der Gramineen, einjährige oder ausdauernde Gräser mit meist großer, lockerer Rispe, Zwitterblüten, verkümmerten Hüllspelzen und papierartigen bis lederigen, zusammengefalteten, meist begrannten Deckspelzen; die längliche … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Reis — der; es; nur Sg; 1 eine (Getreide)Pflanze, die man in warmen Ländern auf nassen Feldern anbaut <Reis anbauen, pflanzen, ernten> || K : Reisernte, Reisfeld, Reiskorn, Reispflanze 2 die gelbweißen, länglichen Körner des Reises (1), die man in … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Reis — Patronyme portugais qui correspond aux Rois mages (castillan Reyes), nom de baptême souvent donné à un enfant né à la période de l Epiphanie. Le nom Reis est aussi porté en Alsace Lorraine, souvent par des juifs askhénazes. Son sens est incertain … Noms de famille
Reis — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Man isst viel Reis in Asien. • Ich hätte bitte lieber Reis … Deutsch Wörterbuch