-
1 bekijken
regarder -
2 blikken
regarder -
3 kijken
regarder -
4 kijken naar
regarder -
5 kijken
1 [algemeen] regarder2 [zoeken] voir♦voorbeelden:iemand iets laten kijken • faire voir qc. à qn.〈 bewonderend, spottend〉 kijk hem eens! • (non mais) regardez-le un peu!door iemand heen kijken • regarder qn. sans le voirkijk eens aan! • regarde-moi ça!kijk (eens) hier • regardetegen iemand aan kijken • éprouver du respect pour qn.naar rechts kijken • regarder à droiteop de klok kijken • regarder l'heureuit het raam kijken • regarder par la fenêtrewe zullen eens gaan kijken • nous allons voir çanaar een huis kijken • chercher une maisonwe zullen kijken of dat verhaal klopt • on va voir si cette histoire tient (debout)kijk, daar is Jan ook! • tiens, voilà Jean!→ link=neus neushij komt pas kijken • il sort de l'oeufvoor zo'n examen komt heel wat kijken • un tel examen n'est pas une petite affairedaar sta ik van te kijken • je n'en reviens pasdaar sta je van te kijken, hè? • ça te la coupe hein?wij kijken niet op vijf minuten • nous n'en sommes pas à cinq minutes prèslaat naar je kijken • fais-toi examinerhij zou eens naar zichzelf moeten kijken • il ne s'est pas regardé -
6 aanzien
aanzien1〈 het〉♦voorbeelden:ten aanzien van • à l'égard dezonder aanzien des persoons • sans acception de personne2 iets een ander aanzien geven • changer qc.van aanzien veranderen • changer d'aspectgroot aanzien genieten • jouir d'un grand prestigein hoog aanzien staan • être fort considéréin aanzien staan bij iemand • être en crédit auprès de qn.————————aanzien21 [kijken naar] regarder2 [toezien] rester passif/passive devant3 [+ voor][beschouwen] considérer (comme)4 [aan het uiterlijk zien] se voir♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand niet aanzien • ne pas (oser) regarder qn.iemand uit de hoogte aanzien • regarder qn. de haut2 kun je zo iets aanzien? • tu peux supporter ce spectacle?ik wil het nog even aanzien • je préfère attendre encore un peudat is niet om aan te zien! • quelle horreur!3 waar zie je mij voor aan? • pour qui me prends-tu?iemand voor een ander aanzien • prendre qn. pour qn. d'autreiemand voor vol aanzien • prendre qn. au sérieuxhet was hem aan te zien, dat hij zorgen had • on voyait bien qu'il avait des problèmesje zou hem zijn leeftijd niet aanzien • il ne paraît pas son âgenaar het zich laat aanzien • selon toute probabilité¶ iemand ergens op aanzien • soupçonner qn. de qc. -
7 achteromkijken
1 [letterlijk] regarder derrière soi -
8 blik
I 〈de〉♦voorbeelden:gretige blikken op iets werpen • dévorer qc. du regardeen door tranen omfloerste blik • un regard voilé de larmeseen ruime blik hebben • avoir les idées largesvernietigende blikken • regards foudroyantsiemand een welwillende blik gunnen • accorder à qn. l'aumône d'un regardiemand geen blik waardig gunnen • ne pas daigner regarder qn.hij heeft me geen blik waardig gekeurd • il ne m'a pas jugé digne d'un regardeen blik laten vallen op • poser son regard surzijn blik verruimen • élargir son horizoneen blik op iemand werpen • jeter un regard sur qn.iemand met geen blik verwaardigen • ne pas daigner regarder qn.II 〈 het〉♦voorbeelden:in blik • en boîte -
9 geld
♦voorbeelden:1 je geld of je leven! • la bourse ou la vie!baar geld • espècescontant geld • (argent) liquidein contant geld • en espècesgemunt geld • numérairemet gepast geld betalen • faire l'appointgrof geld verdienen • gagner grosgroot geld • billetskinderen betalen half geld • les enfants paient demi-tarifklein geld • monnaiepapieren geld • papier-monnaievals geld • fausse monnaiehet volle geld • (le) plein tarifvuil geld • argent gagné malhonnêtementzwart geld • argent noirzijn geld erdoor jagen • brûler la chandelle par les deux boutsergens (veel) geld tegenaan gooien • investir (des sommes folles) dans qc.het geld groeit mij niet op de rug • je ne suis pas Crésushet geld voor het grijpen hebben • rouler sur l'orgeen geld hebben • être sans le souzijn geld erbij inschieten • en être pour son argent〈 figuurlijk〉 iemand geld uit de zak kloppen • soutirer de l'argent à qn.zijn geld er uit krijgen • rentrer dans son argentgeld laten rollen • faire valser l'argentgeld door de vingers laten slippen • ne pas regarder à la dépenseveel geld opleveren • rapporter grosgeld slaan • battre monnaiesmijten met geld • jeter l'argent par les fenêtresgeld in iets steken • placer son argent en, dans qc.er geld op moeten toeleggen • en être de sa pochegeld wisselen • faire de la monnaiebovenop zijn geld zitten • être près de ses souszwemmen in het geld • rouler sur l'orniet goed? geld terug • remboursement garanti en cas de non-satisfactiondik in het geld zitten • être cousu d'ormet zijn geld geen raad weten • ne savoir que faire de son argentom geld vragen • demander de l'argentom geld verlegen zijn • être à court d'argentiets te gelde maken • faire argent de qc.van zijn geld leven • vivre de ses rentesvoor geld • pour de l'argentvoor geen geld ter wereld • pour rien au mondevoor geen geld • à aucun prixtwee voor hetzelfde geld • deux pour le prix d'ungeld als water verdienen 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen • faire beaucoup d'argentdat brengt geld in 't laatje • ça fait des soushet geld niet over de balk gooien • ne pas jeter l'argent pas les fenêtres -
10 neerzien
-
11 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
12 toekijken
2 [niet meedoen] devoir se contenter de regarder♦voorbeelden:2 de kinderen mogen toekijken • 〈 mogen niet meedoen〉 les enfants ne peuvent que regarder sans rien faire; 〈 krijgen niets〉 on ne donne rien aux enfants -
13 toezien
1 [toekijken] regarder2 [toezicht, opzicht houden] surveiller (qc.)3 [op zijn hoede zijn] prendre garde (à)♦voorbeelden:aandachtig toezien • regarder attentivementmachteloos toezien • être impuissant (devant qc.) -
14 turen
-
15 aanzien
1. o1) regard m, vue f2) air m, aspect m3) considération f, prestige m, qualité f2. ww1) regarder2) considérer -
16 afkijken
-
17 bekijken
ww1) regarder, examiner2) considérer, étudier -
18 beschouwen
-
19 bezichtigen
wwvisiter, regarder -
20 kijken
См. также в других словарях:
regarder — [ r(ə)garde ] v. tr. <conjug. : 1> • rewardant VIIIe; reguarder 1080; de re et garder « veiller, prendre garde à » I ♦ V. tr. dir. 1 ♦ Faire en sorte de voir, s appliquer à voir (qqn, qqch.). « Je ne l ai pas regardée [la reine]. Alors, c… … Encyclopédie Universelle
regarder — Regarder, Aspicere, Cernere, Tueri, Intueri, Respicere, Videre, Capessere aliquid oculis, vel vsurpare. Souvent regarder, Respectare. N oser regarder quelqu un, Vultum alicui summittere, Budaeus ex Sueton. N oser regarder le soleil entre deux… … Thresor de la langue françoyse
regarder — REGARDER. v. act. Jetter la veuë sur quelque chose, s appliquer à considerer quelque chose. Regarder le Ciel. regardez moy bien. regarder fixement sans sourciller, attentivement. regarder de costé, regarder de costé & d autre. regarder de tous… … Dictionnaire de l'Académie française
Regarder — Re*gard er (r?*g?rd ?r), n. 1. One who regards. [1913 Webster] 2. (Eng. Forest law) An officer appointed to supervise the forest. Cowell. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
regarder — (re gar dé) v. a. 1° Avoir égard à, en parlant de personnes (sens primitif qui vient de garder qui est dans regarder). Faire acception. • Ne regardez point les personnes, dit le Seigneur, BOSSUET Polit. VIII, V, 1. Avoir en… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
REGARDER — v. a. Jeter la vue sur quelque chose, porter ses regards sur quelque chose. Regarder le ciel. Regarder la campagne. Regarder fixement. Regarder sans sourciller, attentivement. Regarder de côté. Regarder de côté et d autre. Regarder de tous côtés … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
REGARDER — v. tr. Jeter la vue sur quelque chose, porter ses regards sur quelque chose. Regarder le ciel. Regarder la campagne. Regarder fixement, attentivement. Regarder de côté. Regarder de tous côtés. Regarder devant soi, autour de soi, derrière soi.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
regarder — vt. , voir, (longuement // en s attardant) ; examiner, observer ; contempler, dévisager, zieuter ; épier, guetter, guigner : guétâ (Albanais 001e, Billième, Hauteville Savoie 236, St Pierre Albigny 060b) / î (Cordon 083, Reyvroz 218, Saxel 002) / … Dictionnaire Français-Savoyard
Regarder — The regarder was a knight responsible for checking local woods and forest areas every three years, reporting back to the forest court. There were 12 such knights. This inspection was known as the regard , which also referred to the area under his … Dictionary of Medieval Terms and Phrases
Regarder quelqu'un comme un phénomène — ● Regarder quelqu un comme un phénomène le regarder avec étonnement, curiosité … Encyclopédie Universelle
Regarder quelqu'un comme une bête curieuse — ● Regarder quelqu un comme une bête curieuse le regarder avec étonnement et insistance … Encyclopédie Universelle