-
1 raadplegen
♦voorbeelden:zijn geheugen raadplegen • interroger sa mémoireeen woordenboek raadplegen • consulter un dictionnaireiemand over iets raadplegen • demander conseil à qn. sur qc. -
2 raadplegen
♦voorbeelden:1 zijn aantekeningen/de bronnen/zijn horloge raadplegen • consult one's notes/the sources/one's watchiemand over iets raadplegen • consult (with) someone about something -
3 raadplegen
обратиться к, (про)консультироваться; справиться в* * *(d)советоваться ( over — о)* * *гл.1) общ. спрашивать совета, советоваться (met raadpensionaris c)2) комп. посмотреть (в базе данных), просмотреть (в базе данных) -
4 raadplegen
I.konsultierenII.Rat einholenIII.zu Rate ziehen -
5 raadplegen
konsultáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > raadplegen
-
6 raadplegen
v. consult, ask advice -
7 raadplegen
ww -
8 raadplegen
• to consult• to refer to -
9 raadplegen
1) konsultera2) rådfråga -
10 raadplegen
-
11 raadplegen
consulter -
12 raadplegen
konsultá -
13 een dokter raadplegen
een dokter raadplegen -
14 een woordenboek raadplegen
een woordenboek raadplegen -
15 iemand over iets raadplegen
iemand over iets raadplegendemander conseil à qn. sur qc. -
16 zijn geheugen raadplegen
zijn geheugen raadplegen -
17 de achterban raadplegen
de achterban raadplegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de achterban raadplegen
-
18 deskundigen raadplegen
deskundigen raadplegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > deskundigen raadplegen
-
19 een specialist raadplegen
een specialist raadplegenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een specialist raadplegen
-
20 een woordenboek naslaan/raadplegen
een woordenboek naslaan/raadplegenconsult a dictionary/refer to a dictionaryVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een woordenboek naslaan/raadplegen
См. также в других словарях:
Sebastian [2] — Sebastian, 1) Jakob Friedrich Christian, geb. 1771 in Heidelberg, war 1793–99 Chirurgien major in holländischen Diensten, später Lehrer der Anatomie, Physiologie u. Hygieine an der Militär/Medicinalschule, ging 1811 nach Heidelberg, wurde 1816… … Pierer's Universal-Lexikon
Beutel — 1. Alte beüdel schliessen übel. – Tappius, 8a; Lehmann, II, 26, 22; Henisch, 357; Simrock, 1060; Tunn., 20, 1; Grimm, I, 1751; Sutor, 646. Holl.: Olde budelen sluten qualic. (Fallersleben, 577.) – Oude beurzen sluiten niet wel. (Harrebomée, I, 53 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon