-
1 chief magistrate
politierechter -
2 Justice of the Peace
kantonrechter, lekenrechter, politierechterkantonrechter, politierechter; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 vrederechter -
3 magistracy
n. magistratuur; ambt van politierechter[ mædzjistrəsie] -
4 magistrate
n. magistraat; politierechter[ mædzjistreet, -strət] -
5 justice
n. rechtvaardigheid; eerlijkheid; wet; rechtszaak; rechter[ dzjustis]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; vaak Justice〉1 rechter♦voorbeelden:2 gerecht ⇒ rechtspleging, justitie♦voorbeelden:1 do justice (to) • recht doen/laten wedervarendo justice to oneself, do oneself justice • zich (weer) waarmaken, aan de verwachtingen voldoento do him justice • ere wie ere toekomtthey did justice to the meal • ze deden de maaltijd eer aanin justice to • om billijk te zijn tegenoverbring someone to justice • iemand voor het gerecht brengen -
6 police court
-
7 stipendiary
adj. bezoldigd--------n. (bezoldigd) ambtenaar; (bezoldigd) politierechter[ stajpendiərie] 〈meervoud: stipendiaries〉 -
8 j.p.
openbare ambtenaar die beperkte wettelijke autoriteit heeft, kantonrechter, lekenrechter, politierechter; vrederechterj.p. (justice of the peace)
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский