-
61 faire reluire
-
62 faire ses chaussures
faire ses chaussures -
63 jouer la fille de l'air
jouer la fille de l'airde plaat poetsen, met de noorderzon vertrekken -
64 se brosser les dents
se brosser les dents -
65 se laver les dents
se laver les dents -
66 torcher
torcher [torsĵee]2 afraffelen ⇒ haastig afdoen, in elkaar flansen♦voorbeelden:♦voorbeelden:se torcher le nez • zijn neus afvegenje m'en torche! • het kan me geen reet schelen! -
67 torchonner
-
68 pòlesh
boenen [v], poetsen [v], polijsten [v], schuren [v], wrijven [v], zoeten [v] -
69 pòlshi
boenen [v], poetsen [v], polijsten [v], schuren [v], wrijven [v], zoeten [v] -
70 to brush up
oppoetsenpoetsen -
71 to polish
boenengladschurennawrijvenoppoetsenpoetsenpolijstenschurenslijpenwrijven -
72 to rub up
oppoetsenpoetsen -
73 давать тягу
vgener. sjezen, de plaagzucht poetsen -
74 наводить лоск
vgener. glanzen, gladden, poetsen, polijsten -
75 полировать
vgener. poetsen, afslijpen, aftrekken, boenen, gladden, gladmaken, glanzen, likken, planeren, polijsten, politoeren, slijpen, zoeten -
76 удирать
v1) gener. uitknijpen, ' smeren (от кого-л.), aan de haal gaan, benen maken, de benen nemen, de plaagzucht poetsen, een goed heenkomen zoeken, er van door gaan, met de noorderzon vertrekken (тайком), op de loop gaan, opkrassen, zich uit de voeten maken2) colloq. verkassen, de piek schuren, ophoepelen, pleite gaan -
77 уносить ноги
vgener. benen maken, de benen nemen, de plaagzucht poetsen -
78 чистить
v1) gener. borstelen (щёткой), poetsen, ruimen, schrabben, schrappen, schrobben, schuren (песком и т.п.), uitschuren, vegen, zuiveren, roodaarden, afboenen, afpluizen (перья-о птицах), afpoetsen, afschubben (ðûáó), afschuieren, boenen, glanzen, kuisen, puimen, puimstenen, reinigen, ruiden, schillen, schoon schip maken, schoonmaken, schrapen -
79 шлифовать
v1) gener. afslijpen, slijpen, zoeten, bewerken (металл, камни), planeren, poetsen, polijsten2) liter. schaven, vijlen -
80 plaat
1 [plat, dun stuk] plaque 〈v.〉; 〈 dun〉 feuille 〈v.〉; 〈 stenen〉 table(tte) 〈v.〉; 〈 bouwkunde〉 panneau 〈m.〉♦voorbeelden:een glazen plaat • une plaque de verreeen plaat draaien, opzetten • mettre un disqueeen drieëndertig toeren plaat • un trente-trois tours¶ iets op de gevoelige plaat vastleggen • fixer qc. sur la plaque sensiblede plaat poetsen • décamper
Страницы