Перевод: с нидерландского на все языки

со всех языков на нидерландский

plotseling

Толкование Перевод

81 doordringen

doordringen

1 penetrate ⇒ 〈 figuurlijk〉 get through, 〈 figuurlijk〉 occur

♦voorbeelden:

1   doordringen in • penetrate; permeate, filter through 〈 vocht〉

     〈 figuurlijk〉 het drong niet tot hem door dat hij brutaal was • it didn't occur to him that he was being rude

     〈 figuurlijk〉 niet tot iemand kunnen doordringen • not be able to get through to someone

     tot de finale doordringen • get through to/make it to/get to the finals

     〈 figuurlijk〉 iets tot iemand laten doordringen • get something across to someone

     〈 figuurlijk〉 de ernst van de situatie drong plotseling tot hem door • he suddenly became aware how serious the situation was

————————

doordringen

1 [penetreren] penetrate ⇒ permeate 〈vocht; ook figuurlijk〉

2 [volkomen overtuigen] persuade ⇒ convince

♦voorbeelden:

1   de lucht was doordrongen van rozengeur • the air was permeated by the perfume of roses

2   doordrongen zijn van de noodzaak … • be convinced of the necessity of …

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > doordringen
82 duf

duf

1 [bedompt] musty ⇒ stuffy, mouldy

2 [figuurlijk] stuffy ⇒ stale, mouldy

3 [dom] dull ⇒ dim(-witted), befuddled

♦voorbeelden:

1   het rook daar duf • it smelled musty

2   duffe boekenwijsheid • stuffy book knowledge

3   ik stak met m'n duffe hoofd plotseling de straat over • I must have been miles away-I walked straight out into the road

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > duf
83 duiken

duiken

1 [zich onder het water begeven] dive ⇒ plunge, duck, go under, 〈 onderzeeër ook〉 submerge

2 [zich in iets verbergen] duck (down/behind)

3 [zich snel naar de grond begeven] dive ⇒ plunge

♦voorbeelden:

1   naar parels duiken • dive for pearls

2   〈 figuurlijk〉 in een onderwerp duiken • go (deeply) into a subject

     hij is onder de wol gedoken • he is huddled (up) under the blankets

3   snel/plotseling (doen) duiken 〈 vliegtuig, onderzeeër〉 • crash dive

     in elkaar duiken • cower, huddle together

     〈 sport〉 naar een bal duiken • dive for/after a ball

¶   deze winkelier duikt onder de adviesprijs • this shopkeeper undercuts the recommended retail price

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > duiken
84 erachter komen

erachter komen

find out, hit upon 〈 plotseling〉; stumble on 〈 toevallig〉; 〈 begrijpen〉 realize

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > erachter komen
85 erachter

erachter

1 behind (it 〈 enkelvoud〉 /them 〈 meervoud〉 )

♦voorbeelden:

1   het hek en de tuin erachter • the hedge and the garden behind (it)

¶   ben je erachter? • (have you) got it?

     erachter komen • find out, hit upon 〈 plotseling〉; stumble on 〈 toevallig〉; 〈 begrijpen〉 realize

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > erachter
86 gevoel

gevoel

1 [als zintuig] touch ⇒ feel(ing)

2 [lichamelijke gewaarwording] feeling ⇒ sensation

3 [innerlijke gewaarwording] feeling ⇒ sense

4 [vatbaarheid voor emoties] feeling(s) ⇒ emotion(s)

5 [besef] sense (of) ⇒ feeling (for)

6 [gevoeligheid, sentiment] feeling

♦voorbeelden:

1   op het gevoel af • by feel/touch

2   een brandend gevoel in de maag • a burning sensation in one's stomach

     ik vind het wel een lekker gevoel • I like the feeling

     ik heb geen gevoel meer in mijn vinger • my finger's gone numb, I've got no feeling left in my finger

     een gevoel hebben alsof je valt • feel as if you're falling

3   een goed/rot gevoel over iets hebben • feel good/bad about something

     ik heb zo'n raar gevoel van binnen • I've got such an odd feeling inside

     hij kon zich niet aan het gevoel onttrekken dat … • he couldn't help feeling that …

     het gevoel hebben dat … • have a/the feeling that …, feel that …

     het gevoel hebben erbij te horen • feel one belongs

     ik ken dat gevoel • I know the feeling

     ken jij het gevoel door iedereen uitgelachen te worden? • do you know what it feels like to be a laughing stock?

     plotseling/steeds vaker het gevoel krijgen dat … • suddenly feel/get the feeling/feel more and more that …

     wat voor gevoel is het om 80 te zijn? • how does it feel to be 80?

4   het gevoel spreekt bij haar sterker dan het verstand • she lets her heart rule her head

     op zijn gevoel afgaan • play it by ear

     op iemands gevoel werken • work on someone's feelings

5   iemands gevoel van eigenwaarde • someone's self-respect

     gevoel voor schoonheid hebben • have a sense of beauty

     gevoel/geen gevoel voor verhoudingen/humor hebben • have a/no sense of proportion/humour

6   geen greintje gevoel hebben • not have a spark of feeling

     hij las de verzen met gevoel voor • he read the verses with feeling

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gevoel
87 inval

inval

1 [invasie] raid ⇒ invasion

2 [ingeving, idee] (bright) idea

3 [(plotseling) begin] setting in 〈 vorst, dooi〉

♦voorbeelden:

1   een inval doen in • raid 〈 gebouw〉; invade 〈 land〉

2   een geestige/geniale inval • a flash of wit; a brainwave

¶   het lijkt daar wel de zoete inval • it's always open house there

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > inval
88 invallen

invallen

1 [naar binnen vallen, in iets vallen] enter ⇒ drop/fall in(to)

2 [binnenvallen] raid ⇒ invade

3 [(plotseling) beginnen] set in 〈 vorst, lente〉 ⇒ fall 〈 stilte, nacht〉, close in 〈 nacht, winter〉

4 [vervangen] stand in (for) ⇒ (act as a) substitute (for)

5 [te binnen schieten] occur to

6 [in de rede vallen] interrupt

7 [muziek] join in

8 [instorten, inzakken] fall/come down ⇒ collapse

♦voorbeelden:

3   de dooi is ingevallen • it has started to thaw

     bij het invallen van de nacht • at nightfall

4   voor de keeper invallen • stand in for the goalkeeper

8   ingevallen wangen • hollow/sunken cheeks

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > invallen
89 laten zwenken

laten zwenken

〈 plotseling〉 swerve, sheer off; 〈 draaien〉 swing

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > laten zwenken
90 losbarsten

losbarsten

1 [plotseling te voorschijn komen] break/burst out ⇒ flare up, erupt, 〈 storm ook〉 blow up

2 [met betrekking tot emoties] burst (out) ⇒ break (out), explode

3 [losgaan, breken] burst/break (loose)

♦voorbeelden:

1 applaus barstte los • there was a burst of applause

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > losbarsten
91 omkeren

omkeren

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [omdraaien] turn (round) ⇒ turn 〈 hooi, kaas enz.〉, invert 〈 polariteit〉〈ook → link=omdraaien IIomdraaien II〉

2 [met betrekking tot situaties] switch/change (round) ⇒ 〈 verdraaien〉 twist (round) 〈ook → link=omdraaien IIomdraaien II〉

3 [omwerken] turn over

♦voorbeelden:

1   het hoofd omkeren • turn one's head

     een kaart omkeren • turn a card over

     zijn zakken omkeren • turn out one's pockets

     zich omkeren • turn (a)round

     zich plotseling omkeren • swing round

2   de zaak omkeren • twist things (round)

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [keren] turn back ⇒ turn round 〈ook → link=omdraaien Iomdraaien I〉

2 [figuurlijk] [van mening veranderen] swing/shift round

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > omkeren
92 onvoorzien

onvoorzien

1 [niet vooruit te berekenen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 unforeseen; 〈 bijwoord〉 accidentally

2 [plotseling] sudden, unexpected

♦voorbeelden:

1   wegens onvoorziene omstandigheden • owing to circumstances beyond our control

     onvoorziene uitgaven • incidental expenditure(s)

2   het bericht van zijn dood kwam onvoorzien • the news of his death came unexpected(ly)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onvoorzien
93 opsteken

opsteken

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [in kracht toenemen] rise, get up ⇒ 〈 plotseling〉 spring up

2 [scheepvaart] haul, come to

♦voorbeelden:

1   de wind steekt op • the wind is rising

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [omhoogbrengen] put up ⇒ hold up, raise

2 [hijsen] put up; hoist 〈 zeilen, vlag〉

3 [wijzer worden] learn ⇒ pick up 〈 ideeën, taal, gewoonte〉

4 [aansteken] light (up)

5 [met betrekking tot haar] gather/pin up

♦voorbeelden:

1   de handen opsteken • put/hold one's hands up

     een vinger opsteken • hold up/raise a finger; 〈 vermanend ook〉 wag one's finger (at someone)

     stemmen door het opsteken van handen • vote by a show of hands

2   een paraplu opsteken • put up an umbrella

     met opgestoken zeilen • 〈 letterlijk〉 with hoisted sails

3   zij hebben er niet veel van opgestoken • they have not taken much of it in

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > opsteken
94 overeind komen

overeind komen

〈 van een verkeerde houding〉 right oneself; 〈 van een kromme houding〉 straighten oneself; 〈 plotseling〉 pop up

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overeind komen
95 overeind

overeind

1 [rechtop] upright ⇒ 〈 staande op uiteinde〉 on end

2 [niet omver] standing

♦voorbeelden:

1   overeind gaan staan • stand up (straight), get to one's feet

     overeind komen • 〈 van een verkeerde houding〉 right oneself; 〈 van een kromme houding〉 straighten oneself; 〈 plotseling〉 pop up

     overeind staan • stand up(right)/up straight; 〈 op uiteinde〉 stand on end

     overeind zitten • sit up (straight)

2   de oude toren bleef overeind in de storm • the old tower remained standing in the storm

     overeind blijven • keep upright; 〈 met betrekking tot personen ook〉 keep one's footing

     〈 figuurlijk〉 iemand/een bedrijf weer overeind helpen • put someone back on his feet/a business back on its feet

     〈 figuurlijk〉 een stelling overeind houden • stick to a theory

     〈 figuurlijk〉 dat houdt hem (in z'n ongeluk) overeind • that keeps him on his feet (in his misfortune)

     weer overeind komen/krabbelen • pick oneself up (again), struggle to one's feet

     hij vloog overeind • he sprang up(right)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overeind
96 overschieten

overschieten

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [over zijn] be left (over)

2 [snel over iets heen gaan] dash over/across

♦voorbeelden:

1   overgeschoten brokken • left-over scraps; 〈 informeel〉 left-overs

     wat schiet er voor mij over? • what do I get out of it?

     er schoot mij niets anders over dan … • there was nothing left to me but …/nothing left for me to do but …

2   het kind was plotseling de weg overgeschoten • the child had suddenly dashed (out) across the road

II 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [over iets heen schieten] shoot over

♦voorbeelden:

1   de middenvoor schoot (de bal) hoog over • the centre-forward shot (the ball) way over

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overschieten
97 overslaan

overslaan

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [op een ander voorwerp overgaan] jump (over); be infectious/ 〈 informeel〉 catching 〈 ziekte〉

2 [plotseling overgaan in een andere toestand] swing over/round

3 [met betrekking tot de stem] break ⇒ crack

♦voorbeelden:

1   de vlammen sloegen over op de hooiberg • the flames spread to the haystack

2   hij sloeg over van het ene uiterste naar het andere • he swung (round) from one extreme to the other

3   met overslaande stem • with a catch in one's voice

     zijn stem sloeg over • his voice broke

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [vergeten, verzuimen] miss (out) ⇒ skip, leave out, omit

2 [over iets heen vouwen] turn/fold down/over

3 [overladen] transfer

♦voorbeelden:

1   één beurt overslaan • miss one turn

     een bladzijde overslaan • skip a page

     je hebt een woord overgeslagen • you've left out a word

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overslaan
98 realiseren

realiseren

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [verwezenlijken; uitvoeren] realize

2 [handel] realize ⇒ convert into cash

♦voorbeelden:

1   een project realiseren • realize a project

     hij realiseerde zijn beste tijden op de Medeobaan • he turned in his best times on the Medeo track

     dat is niet te realiseren • that is impracticable

II 〈wederkerend werkwoord; zich realiseren〉

1 [beseffen] realize

♦voorbeelden:

1   plotseling realiseerde zij zich dat … • suddenly she realized that …

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > realiseren
99 schielijk

schielijk

I 〈 bijwoord〉

1 [snel] quickly ⇒ rapidly

2 [zonder tussenpoos] promptly ⇒ immediately

♦voorbeelden:

2 schielijk op elkaar volgen • follow each other in rapid succession

II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 [vlug voorbijgaand] swift ⇒ rapid

2 [plotseling intredend] sudden

♦voorbeelden:

2 schielijke veranderingen • rapid changes

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > schielijk
100 schieten

schieten

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [een schot lossen] shoot ⇒ 〈 met vuurwapen ook〉 fire

2 [plotseling opkomen] 〈 zie voorbeelden〉

3 [uitbotten] shoot (up), sprout

4 [zich snel bewegen] shoot ⇒ dash

5 [+ laten] [niet langer tegenhouden] let go, release ⇒ drop 〈 persoon〉, forget 〈 persoon〉

♦voorbeelden:

1   hij heeft een humeur om op te schieten • he's in a rotten mood

     goed/slecht schieten • be a good/bad shot

     op iemand schieten • shoot/take a shot at someone

     op de menigte schieten • fire into the crowd

2   de tranen schoten haar in de ogen • tears rushed to her eyes

     het is hem in zijn rug geschoten • he's cricked his back

     er schiet mij net iets te binnen • I've just thought of something

     weer te binnen schieten • come back (to mind)

3   het schieten van het graan • the sprouting of the grain

4   〈 figuurlijk〉 de prijzen schieten omhoog • prices are soaring

     heen en weer schieten • flick(er), flash

     bij het ongeluk was hij door de voorruit geschoten • during the crash he had been thrown out of the car through the windscreen

     in zijn kleren schieten • throw one's clothes on

     snel weer in bed schieten • dart back into bed

5   〈 figuurlijk〉 laat hem schieten • forget (about) him

     een touw laten schieten • 〈 loslaten〉 let go (of) a rope; 〈 vieren〉 pay out a rope

     iets niet laten schieten • hang on to something

     een kans laten schieten • pass over an opportunity

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [een projectiel werpen] shoot ⇒ 〈 uit vuurwapen ook〉 fire

2 [treffen] shoot

3 [in een toestand brengen] shoot

4 [met betrekking tot gewassen] shoot

5 [sterrenkunde] shoot ⇒ take the altitude of

♦voorbeelden:

2   〈 figuurlijk〉 hij kon haar wel schieten • he could (cheerfully) have murdered her

     zich voor de kop/zich een kogel door het hoofd schieten • blow out one's brains

3   iemand overhoop schieten • shoot someone down

III 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [balsport] shoot

♦voorbeelden:

1   naast schieten • miss

     in het doel schieten • net (the ball)

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > schieten

Страницы

См. также в других словарях:

Theo Jörgensmann — Theodor Franz Jörgensmann (* 29. September 1948 in Bottrop) ist ein deutscher Klarinettist, Jazz Musiker, Komponist und ein Protagonist des Modern Creative Stils. Theo Jörgensmann gehört zur zweiten Generation der europäischen Free Jazz Musiker.… … Deutsch Wikipedia
Bobsam Elejiko — Bobsam Elejiko, né le 18 août 1981 à Lagos et mort le 13 novembre 2011 à Merksem[1], est un footballeur nigérian. Biographie Cette section est vide, insuffisamment détaillée ou incomplète. Votre aide est la bienvenue ! … Wikipédia en Français
Coen van Vrijberghe de Coningh — in 1978 Born Coenraad Lodewijk Dirk van Vrijberghe de Coningh November 12, 1950(1950 11 12) Amste … Wikipedia
Bobsam Elejiko — Bob Elejiko Spielerinformationen Voller Name Bobsam Elejiko Geburtstag 18. August 1981 Geburtsort Abuja, Nigeria Sterbedatum 13. November … Deutsch Wikipedia
Kevin Strootman — (* 13. Februar 1990 in Ridderkerk) ist ein niederländischer Fußballspieler, der in der Saison 2011 beim Ehrendivisionär PSV aus Eindhoven unter Vertrag steht. Inhaltsverzeichnis 1 Karriere 1.1 Nationalmannschaft … Deutsch Wikipedia
Виринга, Йохан — Йохан Виринга Общая информация … Википедия

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на все языки

plotseling

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на все языки

plotseling

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: