-
1 essor
essor [essor]〈m.〉1 (hoge) vlucht ⇒ bloei, (snelle) ontwikkeling♦voorbeelden:le tourisme a pris un grand essor • het toerisme is snel opgebloeidm1) bloei, opkomst -
2 emporter
emporter [ãportee]2 (met zich) meesleuren ⇒ meeslepen, af-, wegrukken4 veroveren ⇒ innemen, zich met geweld meester maken van♦voorbeelden:être emporté par le courant • door de stroom meegesleurd wordense laisser emporter par qc. • zich door iets laten meeslepen¶ l' emporter sur qn., qc. • het winnen van, de overhand krijgen over iemand, iets1 kwaad worden (op) ⇒ (driftig) opvliegen, zich opwinden1. v2) (met zich) meesleuren, meeslepen3) wegrukken4) veroveren2. s'emporter (contre)v3. l'emporter (sur)v -
3 soupe
soupe [soep]〈v.〉1 gebonden soep ⇒ stevige soep, maaltijdsoep♦voorbeelden:〈 vulgair〉 un gros plein de soupe • een dikbuik, dikzak〈 informeel〉 à la soupe! • aan tafel!¶ s'emporter, monter comme une soupe au lait • opvliegen, koken van woedeelle est soupe au lait • zij is opvliegend, een opgewonden standje〈 informeel〉 par ici la bonne soupe! • kom maar op met de poen!〈 informeel〉 trempé comme une soupe • doorweekt, kletsnatf -
4 vol
vol [vol]〈m.〉1 diefstal ⇒ oplichting, zwendelarij3 vlucht ⇒ troep samenvliegende vogels, zwerm♦voorbeelden:vol à la tire • (het) zakkenrollenvol à main armée • gewapende overvalà vol d'oiseau • in vogelvlucht, hemelsbreedescroc de haut vol • oplichter met allureoiseau de haut vol • vogel die zeer hoog kan vliegenvol migrateur • trekvluchtvol plané • zweefvluchtvol à voile • zweefvluchtau vol • in de lucht, in het voorbijgaanprendre l'autobus au vol • op een rijdende autobus springenm1) diefstal2) vlucht -
5 volée
volée [vollee]〈v.〉2 vlucht ⇒ zwerm, troep♦voorbeelden:à la volée, à toute volée • uit alle macht, met krachtattraper une balle à la volée • een bal in de lucht opvangenvolée de flèches • regen van pijlenf2) vlucht3) salvo4) rang, stand5) (het) neervallen [hamer]6) aframmeling7) volley [tennis] -
6 envol
envol [ãvol]〈m.〉♦voorbeelden: -
7 envolée
envolée [ãvollee]〈v.〉1 vervoering ⇒ bezieling, geestdrift, gloed2 (het) wegvliegen ⇒ (het) opvliegen, (het) opstijgen♦voorbeelden: -
8 s'emporter, monter comme une soupe au lait
s'emporter, monter comme une soupe au laitopvliegen, koken van woedeDictionnaire français-néerlandais > s'emporter, monter comme une soupe au lait
-
9 prendre sa volée
prendre sa voléeopvliegen; 〈 figuurlijk〉de vleugels uitslaan, zelfstandig worden -
10 prendre son vol
prendre son volopvliegen; 〈 figuurlijk〉zijn vleugels uitslaan, zich ontplooien
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский